Epainos, G1868, 11x, (vergelijk: G136), 1. verheerlijking (boven) 2. (concreet) een lovenswaardig zaak. |
Sunistao, G4921 (16x) 1. samen te stellen. 2. (impliciet) introduceren, aanbevelen (gunstig). 3. (figuurlijk) exposeren. (tentoonstellen) 4. (intransitief) dichtbij staan. |
Lukas 9:32 Petrus nu, en die met hem waren, waren met slaap bezwaard; en ontwaakt zijnde, zagen zij Zijn heerlijkheid, en de twee mannen, die bij Hem stonden. Romeinen 3:5 Indien nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig, als Hij toorn over ons brengt? Romeinen 5:8 Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren. Romeinen 16:1 En ik beveel u Febe, onze zuster, die een dienares is der Gemeente, die te Kenchreen is; 2 Korinthiërs 3:1 Beginnen wij onszelven wederom u aan te prijzen? 2 Korinthiërs 4:2 Maar wij hebben verworpen de bedekselen der schande, niet wandelende in arglistigheid, noch het Woord Gods vervalsende, maar door openbaring der waarheid onszelven aangenaam makende bij alle gewetens der mensen, in de tegenwoordigheid Gods. 2 Korinthiërs 5:12 Want wij prijzen onszelven u niet wederom aan, maar wij geven u oorzaak van roem over ons, opdat gij stof zoudt hebben tegen degenen, die in het aangezicht roemen en niet in het hart. 2 Korinthiërs 6:4 Maar wij, als dienaars van God, maken onszelven in alles aangenaam, in vele verdraagzaamheid, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden, 2 Korinthiërs 7:11 Want ziet, ditzelfde dat gij naar God zijt bedroefd geworden, hoe grote naarstigheid heeft het in u gewrocht? Ja, verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen, ja, ijver, ja, wraak; in alles hebt gij uzelven bewezen rein te zijn in deze zaak. 2 Korinthiërs 10:12 Want wij durven onszelven niet rekenen of vergelijken met sommigen, die zichzelven prijzen; maar deze verstaan niet, dat zij zichzelven met zichzelven meten, en zichzelven met zichzelven vergelijken. 2 Korinthiërs 10:18 Want niet die zichzelven prijst, maar dien de Heere prijst, die is beproefd. 2 Korinthiërs 12:11 Ik ben roemende onwijs geworden; gij hebt mij genoodzaakt, want ik behoorde van u geprezen te zijn; want ik ben in geen ding minder geweest dan de uitnemendste apostelen, hoewel ik niets ben. Galaten 2:18 Want indien ik, hetgeen ik afgebroken heb, datzelve wederom opbouw, uw, zo stel ik mijzelven tot een overtreder. Kolossensen 1:17 En Hij is voor alle dingen, en alle dingen gen bestaan te zamen door Hem; 2 Petrus 3:5 Want willens is dit hun onbekend, nd, dat door het woord Gods de hemelen van over lang geweest zijn, en de aarde uit het water en in het water bestaande; |