Apantesis, G529, 5x
oud Romeins/Griekse manier van begroeten van iemand waar je iets van verwacht, men ging de verwachtte tegemoet om samen terug te reizen. |
|
Apokalupsis, G602, 18x SV: verschijnen, komst, verlichten, manifestatie, worden onthuld, openbaring. |
|
Parousia, G3952, 24x 1. nabij wezen, aanwezig zijn, d.w.z. komst. (geeft een periode aan) 2. (vaak) terug komen. 3. (speciaal) terugkeer van Christus om Jeruzalem te bestraffen, of ten slotte de goddelozen. |
Apousia,
G666, 1x (Fili 2:12) afwezigheid. Apeimi, G548, 7x afwezig, weg zijn. |
Mattheüs 24:3 En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld? Mattheüs 24:27 Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten, en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen. Mattheüs 24:37 En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. Mattheüs 24:39 En bekenden het niet, totdat de zond vloed kwam, en hen allen wegnam; alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. 1 Korinthiërs 15:23 Maar een iegelijk in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst. 1 Korinthiërs 16:17 En ik verblijde mij over de aankomst van Stefanas, en Fortunatus, en Achaïkus, want dezen hebben vervuld hetgeen mij aan u ontbrak; 2 Korinthiërs 7:6 Doch God, Die de nederigen vertroost, heeft ons getroost door de komst van Titus. 2 Korinthiërs 7:7 En niet alleen door zijn komst, maar ook door de vertroosting, .... 2 Korinthiërs 10:10 Want de brieven (zeggen zij) zijn wel gewichtig en krachtig; maar de tegenwoordigheid des lichaams is zwak, en de rede is verachtelijk. Filippensen 1:26 Opdat uw roem in Christus Jezus overvloedig zij aan mij, door mijn tegenwoordigheid wederom bij u. Filippensen 2:12 Alzo dan, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijd gehoorzaam geweest zijt, niet als in mijn tegenwoordigheid alleen, maar veelmeer nu in mijn afwezen, werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven: 1 Thessalonicensen 2:19 Want welke is onze hoop, of blijdschap, of kroon des roems? Zijt gij die ook niet voor onzen Heere Jezus Christus in Zijn toekomst? 1 Thessalonicensen 3:13 Opdat Hij uw harten versterke, om onberispelijk te zijn in heiligmaking, voor onzen God en Vader, in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen. 1 Thessalonicensen 4:15 Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, dat wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen degenen, die ontslapen zijn. 1 Thessalonicensen 5:23 En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus. 2 Thessalonicensen 2:1 En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering tot Hem, 2 Thessalonicensen 2:8 En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest Zijns monds, en te niet maken door de verschijning Zijner toekomst; 2 Thessalonicensen 2:9 Hem, zeg ik, wiens toekomst is naar de werking des satans, in alle kracht, en tekenen, en wonderen der leugen; Jakobus 5:7,8 Zo zijt dan lankmoedig, broeders, tot de toekomst des Heeren. Ziet, de landman verwacht de kostelijke vrucht des lands, lankmoedig zijnde over dezelve, totdat het den vroegen en spaden regen zal hebben ontvangen. Weest gij ook lankmoedig, versterkt uw harten; want de toekomst des Heeren genaakt. 2 Petrus 1:16 Want wij zijn geen kunstelijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekend gemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit. 2 Petrus 3:4 En zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst? want van dien dag, dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo gelijk van het begin der schepping. 2 Petrus 3:12 Verwachtende en haastende tot de toekomst van den dag Gods, in welken de hemelen, door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten. 1 Johannes 2:28 En nu, kinderkens, blijft in Hem; opdat, wanneer Hij zal geopenbaard zijn, wij vrijmoedigheid hebben, en wij van Hem niet beschaamd gemaakt worden in Zijn toekomst. |