Legenda

Hugiaino, G5198, 12x
1. goed gezond zijn, (fit, hygiene vanaf geleid.). 'gezond' komt 46x voor in het NT
2. (figuurlijk) oncorrupt (waar/eerlijk in de leer) te zijn.

Lukas 5:31
En Jezus, antwoordende, zeide tot hen:
Die gezond zijn, hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn.
Lukas 7:10
En die gezonden waren, wedergekeerd zijnde in het huis, vonden den kranken dienstknecht gezond.
Lukas 15:27
En deze zeide tot hem: Uw broeder is gekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht,
omdat hij hem gezond weder ontvangen heeft.
1 Timotheüs 1:10
den hoereerders,
dien, die bij mannen liggen,
den mensendieven,
den leugenaars,
den meinedigen, en
zo er iets anders tegen de 'gezonde leer' is;
1 Timotheüs 6:3
Indien iemand een andere leer leert,
en niet overeenkomt met de 'gezonde woorden' van onzen Heere Jezus Christus,
en met de leer, die naar de godzaligheid is,
Titus 1:9
Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is,
opdat hij machtig zij, beide
om te vermanen door de 'gezonde leer', en
om de tegensprekers te wederleggen.
Titus 1:13
Deze getuigenis is waar.
daarom bestraf hen scherpelijk,
opdat zij gezond mogen zijn in het geloof.
Titus 2:1-2
Doch gij, spreek hetgeen der 'gezonde leer' betaamt.
Dat de oude mannen nuchter zijn,
stemmig,
voorzichtig,
gezond
in het geloof, 
in de liefde,
in de lijdzaamheid.
2 Timotheüs 1:13
Houd het voorbeeld der 'gezonde woorden',
die gij van mij gehoord hebt, in geloof en liefde, die in Christus Jezus is.
2 Timotheüs 4:3
Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de 'gezonde leer' niet zullen verdragen;
maar kittelachtig zijnde van gehoor,
zullen zij zichzelven leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden;
3 Johannes 1:2
Geliefde, voor alle dingen wens ik, dat gij welvaart en gezond zijt, gelijk uw ziel welvaart.
Huggies, G5199, 14x
1. Gezond, dus goed (in het lichaam).
2. (figuurlijk) waar (in de leer).
Mattheüs 12:13
Toen zeide Hij tot dien mens:
Strek uw hand uit; en hij strekte ze uit, en zij werd hersteld, gezond gelijk de andere.
Mattheüs 14:36
En baden Hem, dat zij alleenlijk den zoom Zijns kleeds zouden mogen aanraken;
en zovelen als Hem aanraakten, werden gezond.
Marcus 3:5; Lukas 6:10
En als Hij hen met toorn rondom aangezien had, meteen bedroefd zijnde over de verharding van hun hart,
zeide Hij tot den mens: Strek uw hand uit.
En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere.
Marcus 5:34
En Hij zeide tot haar:
Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede, en zijt genezen van deze uw kwaal.
Johannes 5:4
Want een engel daalde neder op zekeren tijd in dat badwater, en beroerde het water;
die dan eerst daarin kwam, na de beroering van het water, die werd gezond,
van wat ziekte hij ook bevangen was.
Johannes 5:6
Jezus, ziende dezen liggen, en wetende, dat hij nu langen tijd gelegen had,
zeide tot hem: Wilt gij gezond worden?
Johannes 5:9
En terstond werd de mens gezond, en nam zijn beddeken op en wandelde.
En het was sabbat op denzelven dag.
Johannes 5:11
Hij antwoordde hun:
Die mij gezond gemaakt heeft,
Die heeft mij gezegd: Neem uw beddeken op, en wandel.
Johannes 5:13
En die gezond gemaakt was, wist niet,
Wie Hij was; want Jezus was ontweken, alzo er een grote schare in die plaats was.
Johannes 5:14
Daarna vond hem Jezus in den tempel, en zeide tot hem:
Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede.
Johannes 5:15
De mens ging heen, en boodschapte den Joden, dat het Jezus was, Die hem gezond gemaakt had.
Johannes 7:23
Indien een mens de besnijdenis ontvangt op den sabbat, opdat de wet van Mozes niet gebroken worde;
zijt gij toornig op Mij, dat Ik een gehelen mens gezond gemaakt heb op den sabbat?
Handelingen 4:10
Zo zij u allen kennelijk, en het ganse volk Israël, dat door den Naam van Jezus Christus,
den Nazarener, Dien gij gekruist hebt,
Welken God van de doden heeft opgewekt, door Hem, zeg ik, staat deze hier voor u gezond.
Titus 2:8
Het woord gezond en onverwerpelijk, opdat degene,
die daartegen is, beschaamd worde, en niets kwaads hebbe van ulieden te zeggen.