Eusebes, G2152, 4x 1. goed eerbiedig. 2. (vrome) eerbiedige houding in gedrag en daad (God vrezend). |
Handelingen 10:2 Godzalig en vrezende God, ![]() Handelingen 10:7 En als de engel, die tot Cornelius sprak, weggegaan was, riep hij twee van zijn huisknechten, ![]() Handelingen 22:12 En een zekere Ananias, een godvruchtig man naar de wet, ![]() 2 Petrus 2:9 Zo weet de Heere de godzaligen uit de verzoeking te verlossen, ![]() |
Eusebeia, G2150, 15x, root (s): G2152 1. goede eerbiedigheid 2. vrome eerbied in houding, gedrag en daad. 3. (vooral) volgens het Woord. |
Handelingen 3:12 En Petrus, dat ziende, antwoordde tot het volk: Gij Israëlietische mannen, ![]() alsof wij door onze eigen kracht of godzaligheid dezen hadden doen wandelen? 1 Timotheüs 2:2 Voor koningen, en allen, die in hoogheid zijn; ![]() 1 Timotheüs 3:16 ![]() ![]() God is ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() 1 Timotheüs 4:7 Maar verwerp de ongoddelijke en oudwijfse fabelen; en oefen uzelven tot godzaligheid. 1 Timotheüs 4:8 Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut; maar de godzaligheid is tot alle dingen nut, ![]() 1 Timotheüs 6:3 Indien ![]() ![]() ![]() 1 Timotheüs 6:5 Verkeerde krakelingen van mensen, ![]() ![]() ![]() ![]() Wijk af van dezulken. 1 Timotheüs 6:6 Doch de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging. 1 Timotheüs 6:11 Maar gij, o mens Gods, ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() 2 Timotheüs 3:5 Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. Heb ook een afkeer van deze. Titus 1:1 Paulus ![]() ![]() ![]() 2 Petrus 1:3 Gelijk ons Zijn Goddelijke kracht alles, ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() door de kennis Desgenen, Die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd; 2 Petrus 1:6,7 ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() 2 Petrus 3:11 Dewijl dan deze dingen alle vergaan, ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Eusebeo, G2151 2x, root (s): G2152 1. goed eerbiedig zijn. 2. vrome eerbied in houding, gedrag en daad laten zien. 3. (richting God) te aanbidden. 4. (richting ouders) te respecteren (bijstand geven) |
Handelingen 17:23 Want [de stad] doorgaande, en aanschouwende uw heiligdommen, heb ik ook een altaar gevonden, ![]() Dezen dan, Dien gij niet kennende dient, verkondig ik ulieden. 1 Timotheüs 5:4 Maar zo enige weduwe kinderen heeft, of kindskinderen, ![]() ![]() want dat is goed en aangenaam voor God. |
Eusebos, G2153, 2x, root (s): G2152 1. eerbiedig (in houding, gedrag en daad). 2. godvruchtig, godvrezende. |
2 Timotheüs 3:12 En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden. Titus 2:12 11 Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen. 12 En onderwijst ons, dat wij, ![]() ![]() ![]() ![]() |