Epignosis , G1922, 21x, Engels: recognition, full discernment, acknowledgement epi = boven, gnosis = kennis erkenning | Zijn volk had geen kennis volledig onderscheidingsvermogen (rechte kennis), besef (wie/wat je bent in Christus) Hebreeuwse equivalent: Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, ... |
Rom 1:28 En gelijk het hun niet goed gedacht heeft God in erkentenis te houden, zo heeft God hen overgegeven in een verkeerden zin, om te doen dingen, die niet betamen; Rom 3:20 Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden, voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde. Rom 10:2 Want ik geef hun getuigenis, dat zij een ijver tot God hebben, maar niet met verstand. Efez 1:17 Paulis bidt: 1. opdat de God van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve [den] G a. geest der wijsheid en [der] b. openbaring in Zijn kennis; 18. [namelijk] c. verlichte ogen uws verstands, 2. opdat gij moogt weten; 1. welke zij de hoop van Zijn roeping, en 2. welke de rijkdom zij der heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen; 19. En 3. welke de uitnemende grootheid Zijner kracht zij aan ons, die gelovigen, naar de werking der sterkte Zijner macht, 20. die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt; en Efez 4:13 Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot één volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus Filipp 1:9 En dit bid ik [God], 1.dat uw liefde nog meer en meer overvloedig worde in erkentenis en alle gevoelen; 10 2.opdat gij beproeft de dingen, die [daarvan] verschillen, 3.opdat gij oprecht zijt, en zonder aanstoot te geven, tot in den dag van Christus; 11. vervuld met vruchten der gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn tot heerlijkheid en prijs van God. Kol 1:9-10 Waarom ook wij, van dien dag af dat wij het gehoord hebben, niet ophouden voor u te bidden en te begeren, 1.dat gij moogt vervuld worden a. met de kennis van Zijn wil, b. in alle wijsheid en c. geestelijk verstand; 10. 2.opdat gij a. moogt wandelen waardiglijk den Heere, tot alle behagelijkheid, b. in alle goede werken vrucht dragende, en c. wassende in de kennis van God; 11. d. met alle kracht bekrachtigd zijnde, naar de kracht sterkte Zijner heerlijkheid, e. tot alle lijdzaamheid en lankmoedigheid, f. met blijdschap; g. dankende den Vader, Kol 2:2 Opdat hun harten vertroost mogen worden, en zij samengevoegd zijn in de liefde, en [dat] tot allen rijkdom der volle verzekerdheid des verstands, tot kennis der verborgenheid van God en den Vader, en van Christus; Kol 3:10 En aangedaan hebt den nieuwen [mens], die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft 1 Tim 2:4 Want dat is goed en aangenaam voor God, onzen Zaligmaker; Welke wil, dat alle mensen alig worden, en tot kennis der waarheid komen. 2 Tim 2:25 Met zachtmoedigheid onderwijzende degenen, die tegenstaan; of hun God te eniger tijd bekering [berouw] gave tot erkentenis der waarheid; 2 Tim 3:7 [Vrouwkens], die altijd leren, en nimmermeer tot kennis der waarheid kunnen komen. Tit 1:1 Paulus een dienstknecht Gods, en een apostel van Jezus Christus, naar het geloof der uitverkorenen Gods, en de kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is Filemon 1:6 Opdat de gemeenschap uws geloofs krachtig worde in de bekendmaking van alle goed, hetwelk in ulieden is door Christus Jezus. Hebr 10:26 Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden; 2 Petr 1:2-3,8 Genade en vrede zij u vermenigvuldigd door de kennis van God, en van Jezus, onzen Heere; Gelijk ons Zijn Goddelijke kracht alles, wat tot het leven en de godzaligheid [behoort], geschonken heeft, door de kennis Desgenen, Die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd; Want zo deze dingen bij u zijn, en [in u] overvloedig zijn, zij zullen [u] niet ledig noch onvruchtbaar laten in de kennis van onzen Heere Jezus Christus. 2 Petr 2:20 Want indien zij, nadat zij door de kennis van den Heere en Zaligmaker Jezus Christus, de besmettingen der wereld ontvloden zijn, en in dezelve wederom ingewikkeld zijnde, [van dezelve] overwonnen worden, zo is hun het laatste erger geworden dan het eerste |
Gnosis (28x), G1108 = kennis, wetenschap |
o.a. Luk 1:77;
Om Zijn volk
kennis der zaligheid te geven, in
vergeving hunner zonden, Luk 11:52 Wee u, gij wetgeleerden, want gij hebt den sleutel der kennis weggenomen; gijzelven zijt niet ingegaan, en die ingingen, hebt gij verhinderd. Rom 2:20 Een onderrichter der onwijzen, [en] een leermeester der onwetenden, hebbende de gedaante der kennis en der waarheid in de wet. Rom 11:33 O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen! Rom 15:14 Doch, mijn broeders, ook ik zelf ben verzekerd van u, dat gij ook zelven vol zijt van goedheid, vervuld met alle kennis, machtig om ook elkander te vermanen. 1 Kor 1:5 Dat gij in alles rijk zijt geworden in Hem, in alle rede en alle kennis; 1 Kor 8:1 Aangaande nu de dingen, die den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat wij allen te zamen kennis hebben. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht. 1 Kor 8:7,10,11 Doch in allen is de kennis niet; maar sommigen, met een geweten des afgods tot nog toe, eten als [iets] dat den afgoden geofferd is; en hun geweten, zwak zijnde, wordt bevlekt. Want zo iemand u, die de kennis hebt, ziet in der afgoden tempel aanzitten, zal het geweten deszelven, die zwak is, niet gestijfd worden, om te eten de dingen, die den afgoden geofferd zijn? En zal de broeder, die zwak is, door uw kennis verloren gaan, om welken Christus gestorven is? 1 Kor 12:8 Want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door denzelfden Geest; 1 Kor 13:2,8 en al ware het dat ik de [gave] der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets. De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieën, zij zullen te niet gedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal te niet gedaan worden. 2Kor 2:14 En Gode zij dank, Die ons allen tijd doet triomferen in Christus, en den reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen. 2 Kor 4:6 Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus. 2 Kor 6:6 In reinheid, in kennis, in lankmoedigheid, in goedertierenheid, in den Heiligen Geest, in ongeveinsde liefde. 2 Kor 8:7 Zo dan, gelijk gij in alles overvloedig zijt, in geloof, en in woord, en in kennis, en in alle naarstigheid, en in uw liefde tot ons, [ziet], dat gij ook in deze gave overvloedig zijt. 2 Kor 10:5 Dewijl wij de overleggingen ter nederwerpen, en alle hoogte, die zich verheft tegen de kennis van God, en alle gedachte gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus; 2 Kor 11:6 En indien ik ook slecht ben in woorden, nochtans ben ik het niet in wetenschap; maar alleszins zijn wij in alle dingen onder u openbaar geworden. Efez 3:19 En bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods. Filipp 3:8 Ja, gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen. Kol 2:3 In Denwelken al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn. 1 Tim 6:20 O Timótheüs bewaar het pand [u] toebetrouwd, een afkeer hebbende van het ongoddelijk ijdel-roepen, en van de tegenstellingen der vlselijk genaamde wetenschap;; 1 Petr 3:7 Gij mannen, insgelijks, woont bij [haar] met verstand, aan het vrouwelijke vat, als het zwakste, eer gevende, als die ook mede-erfgenamen der genade des levens [met haar] zijt; opdat uw gebeden niet verhinderd worden. 2 Petr 1:5,6 En gij, tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis, En bij de kennis matigheid, en bij de matigheid lijdzaamheid, en bij de lijdzaamheid godzaligheid, 2 Petr 3:18 Maar was op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen. Job 36:10-13 Hij openbaart het voor hunlieder oor ter tucht, en zegt, dat zij zich van de ongerechtigheid bekeren zouden. Indien zij horen, en Hem dienen, zo zullen zij hun dagen eindigen in het goede, en hun jaren in liefelijkheden. Maar zo zij niet horen, zo gaan zij door het zwaard door, en zij geven den geest zonder kennis. Hosèa, 6:6 Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot offer; en tot de kennis Gods, meer dan tot brandofferen. Efeze, 4:15 Maar de waarheid betrachtende in liefde, alleszins zouden opwassen in Hem, Die het Hoofd is, namelijk Christus; |
Epiginosko, G1921, 45x 1. herkennen. (d.w.z. door een of ander merkteken). 2. (impliciet) om volledig bekend te raken met. 3. om te realiseren of waar te nemen. 4. om te erkennen. |
Mattheüs 7:16, 20 Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distelen? Zo zult gij dan dezelve aan hun vruchten kennen. Mattheüs 11:27 Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent den Zoon dan de Vader, noch iemand kent den Vader dan de Zoon, en dien het de Zoon wil openbaren. Mattheüs 14:35 En als de mannen van die plaats Hem werden kennende, zonden zij in dat gehele omliggende land, en brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld waren; Mattheüs 17:12 Maar Ik zeg u, dat Elias nu gekomen is, en zij hebben hem niet gekend; doch zij hebben aan hem gedaan, al wat zij hebben gewild; alzo zal ook de Zoon des mensen van hen lijden. Marcus 2:8 En Jezus, terstond in Zijn geest bekennende, dat zij alzo in zichzelven overdachten, zeide tot hen: Wat overdenkt gij deze dingen in uw harten? Marcus 5:30 En terstond Jezus, bekennende in Zichzelven de kracht, die van Hem uitgegaan was, keerde Zich om in de schare, en zeide: Wie heeft Mijn klederen aangeraakt? Marcus 6:33, 54 En de scharen zagen hen heenvaren, en velen werden Hem kennende, ... Lukas 1:4 Opdat gij moogt kennen de zekerheid der dingen, waarvan gij onderwezen zijt. Lukas 1:22 En als hij uitkwam, kon hij tot hen niet spreken; en zij bekenden, dat hij een gezicht in den tempel gezien had. En hij wenkte hun toe, en bleef stom. Lukas 5:22 Maar Jezus, hun overdenkingen bekennende, antwoordde en zeide tot hen: .. Lukas 7:37 En ziet, een vrouw in de stad, welke een zondares was, verstaande, dat Hij in des Farizeërs huis aanzat, bracht een albasten fles met zalf. Lukas 23:7 En verstaande, dat Hij uit het gebied van Herodes was, zond hij Hem heen tot Herodes, die ook zelf in die dagen binnen Jeruzalem was. Lukas 24:16 En hun ogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden. Lukas 24:31 En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht. Handelingen 3:10 En zij kenden hem, dat hij die was, die om een aalmoes gezeten had aan de Schone poort des tempels; en zij werden vervuld met verbaasdheid en ontzetting over hetgeen hem geschied was. Handelingen 4:13 Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende, dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren. Handelingen 9:30 Doch de broeders, dit verstaande geleidden hem tot Cesarea, en zonden hem af naar Tarsen. Handelingen 12:14 En zij de stem van Petrus bekennende, deed van blijdschap de voorpoort niet open, Handelingen 19:34 Maar als zij verstonden, dat hij een Jood was, werd er een stem van allen, roepende omtrent twee uren lang: Groot is de Diana der Efezeren! Handelingen 22:14 En hij zeide: De God onzer vaderen heeft u te voren verordineerd, om Zijn wil te kennen, en den Rechtvaardige te zien, en de stem uit Zijn mond te horen. Handelingen 22:29 En de overste werd ook bevreesd, toen hij verstond, dat hij een Romein was, en dat hij hem had gebonden. Handelingen 24:8 Gebiedende zijn beschuldigers tot u te komen; van dewelken gij zelf, hem onderzocht hebbende, zult kunnen verstaan al hetgeen, waarvan wij hem beschuldigen. Handelingen 25:10 En Paulus zeide: Ik sta voor den rechterstoel des keizers, waar ik geoordeeld moet worden; den Joden heb ik geen onrecht gedaan; gelijk gij ook zeer wel weet. Handelingen 27:39 En toen het dag werd, kenden zij het land niet; maar zij merkten een zekeren inham, die een oever had, tegen denwelken zij geraden vonden, zo zij konden, het schip aan te zetten. Handelingen 28:1 En als zij ontkomen waren, toen verstonden zij, dat het eiland Melite heette. Rom 1:32 de welken, daar zij het recht Gods weten, [namelijk] dat degenen, die zulke dingen doen, conclusie: des doods waardig zijn niet alleen dezelve doen, maar ook mede een welgevallen hebben in degenen, die ze doen. 1Kor 13:12 nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben. 1Kor 14:37 Indien iemand meent een profeet te zijn, of geestelijke, die erkenne, dat, hetgeen ik u schrijf, des Heeren geboden zijn. 1Kor 16:18 want zij hebben mijn geest verkwikt, en ook den uwen. erkent dan de zodanigen. 2Kor 1:13 Want wij schrijven u geen andere dingen, dan die gij leest, of ook erkent; en ik hoop, dat gij ze ook tot het einde toe erkennen zult; gelijkerwijs gij ook ten dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk gij ook de onze zijt, in den dag van den Heere Jezus. 2Kor 6:9 als onbekenden, en nochtans bekend; als stervenden, en ziet, wij leven; 2Kor 13:5 Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt. Kol 1:6 hetwelk tot u gekomen is, gelijk ook in de gehele wereld, en het brengt vruchten voort, gelijk ook onder u, van dien dag af dat gij gehoord hebt, en de genade Gods in waarheid bekend hebt. 1Tim 4:3 verbiedende te huwelijken, [gebiedende] van spijzen te onthouden, die God geschapen heeft, tot nuttiging met dankzegging, voor de gelovigen, en die de waarheid hebben bekend. 2 Petrus 2:21 Want het ware hun beter, dat zij den weg der gerechtigheid niet gekend hadden, dan dat zij, dien gekend hebbende, weder afkeren van het heilige gebod, dat hun overgegeven was. |
Sunesis, G4907, 7x 1. mentaal (kunnen) samenstellen, (intelligentie) 2. (concreet) inzicht, intellect. |
Mark 12:33 En Hem lief te hebben uit geheel het hart, en uit geheel het verstand, en uit geheel de ziel, en uit geheel de kracht; en den naaste lief te hebben als zichzelven, is meer dan al de brandofferen en de slachtofferen. Luk 2:47 En allen, die Hem hoorden, ontzetten zich over Zijn verstand en antwoorden. 1 Kor 1:19 Want er is geschreven: Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik het te niet maken. Efez 3:4 Waaraan gij, [dit] lezende, kunt bemerken mijn wetenschap, in deze verborgenheid van Christus) Kol 1:9 Waarom ook wij, van dien dag af dat wij het gehoord hebben, niet ophouden voor u te bidden en te begeren, dat gij moogt vervuld worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk verstand; Kol 2:2 Opdat hun harten vertroost mogen worden, en zij samengevoegd zijn in de liefde, en [dat] tot allen rijkdom der volle verzekerdheid des verstands, tot kennis der verborgenheid van God en den Vader, en van Christus; 2 Tim 2:7 Merk, hetgeen ik zeg; doch de Heere geve u verstand in alle dingen. |
Nous, G3563, 23x 1. het intellect, de geest. 2. (impliciet) in gedachten, gevoelens of wil |
Lukas 24:45 Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden. Romeinen 1:28 En gelijk het hun niet goed gedacht heeft God in erkentenis te houden, zo heeft God hen overgegeven in een verkeerden zin, om te doen dingen, die niet betamen; Romeinen 7:23,26 Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde. Romeinen 11:34 Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? Romeinen 12:2 En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. Romeinen 14:5 De een acht wel den enen dag boven den anderen dag; maar de ander acht al de dagen gelijk. Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd. 1 Korinthiërs 1:10 Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in eenzelfden zin, en in een zelfde gevoelen. 1 Korinthiërs 2:16 Want wie heeft den zin des Heeren gekend, die Hem zou onderrichten? Maar wij hebben den zin van Christus. 1 Korinthiërs 14:14 Want indien ik in een vreemde taal bid, mijn geest bidt wel, maar mijn verstand is vruchteloos. 1 Korinthiërs 14:15 Wat is het dan? Ik zal wel met den geest bidden, maar ik zal ook met het verstand bidden; ik zal wel met den geest zingen, maar ik zal ook met het verstand zingen. 1 Korinthiërs 14:19 Maar ik wil liever in de Gemeente vijf woorden spreken met mijn verstand, opdat ik ook anderen moge onderwijzen, dan tien duizend woorden in een vreemde taal. Efeziërs 4:17 Ik zeg dan dit, en betuig het in den Heere, dat gij niet meer wandelt, gelijk als de andere heidenen wandelen in de ijdelheid huns gemoeds. Efeziërs 4:23 En dat gij zoudt vernieuwd worden in den geest uws gemoeds, Filippensen 4:7 En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus. Kolossensen 2:18 Dat dan niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand zijns vleses; 2 Thessalonicensen 2:2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, als van ons geschreven, alsof de dag van Christus aanstaande ware. 1 Timotheüs 6:5 Verkeerde krakelingen van mensen, die een verdorven verstand hebben, en van de waarheid beroofd zijn, menende, dat de godzaligheid een gewin zij. Wijk af van dezulken. 2 Timotheüs 3:8 Gelijkerwijs nu Jannes en Jambres Mozes tegenstonden, alzo staan ook deze de waarheid tegen; mensen, verdorven zijnde van verstand, verwerpelijk aangaande het geloof. Titus 1:15 Alle dingen zijn wel rein den reinen, maar den bevlekten en ongelovigen is geen ding rein, maar beide hun verstand en geweten zijn bevlekt. Openbaring 13:18 Hier is de wijsheid: die het verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig. Openbaring 17:9 Hier is het verstand, dat wijsheid heeft. De zeven hoofden zijn zeven bergen, op welke de vrouw zit. |
Dianoia, G1271, 13x 1. diepste gedachte, contemplatie 2. (goed) in de geest (of uw beschikking), in uw vermogen 3. (impliciet) de uitoefening ervan, (doelbewuste activiteit) |
Mattheüs 22:37; Marcus 12:30;
Lukas 10:27 En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod. Lukas 1:51 Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm; Hij heeft verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten hunner harten. Efeziërs 1:18 Namelijk verlichte ogen uws verstands, opdat gij moogt weten, welke zij de hoop van Zijn roeping, en welke de rijkdom zij der heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen; Efeziërs 2:3 Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen; Efeziërs 4:18 verduisterd in het verstand, vervreemd zijnde van het leven Gods, door de onwetendheid, die in hen is, door de verharding huns harten; Kolossensen 1:21 En Hij heeft u, die eertijds vervreemd waart, en vijanden door het verstand in de boze werken, nu ook verzoend, Hebreeën 8:10 Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot één volk zijn. Hebreeën 10:16 Want nadat Hij 'te voren gezegd' had: Dit is het verbond, dat Ik met hen maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten geven in hun harten, en Ik zal die inschrijven in hun verstanden; 1 Petrus 1:13 Daarom opschortende de lenden uws verstands, en nuchteren zijnde, hoopt volkomenlijk op de genade, die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. 2 Petrus 3:1 Dezen tweeden zendbrief, geliefden, schrijf ik nu aan u, in welke beide ik door vermaning uw oprecht gemoed opwekke; 1 Johannes 5:20 Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven. |
Prothumia, G4288, 5x = aanleg, wilsbeschikking, d.w.z. bereidwilligheid. |
Handelingen 17:11 En dezen waren edeler, dan die te Thessalonica waren, als die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren. 2 Korinthiërs 8:11 Maar nu voleindigt ook het doen; opdat, gelijk als er geweest is de volvaardigheid des gemoeds om te willen, er ook alzo zij het voleindigen uit hetgeen gij hebt. 2 Korinthiërs 8:12 Want indien te voren de volvaardigheid des gemoeds daar is, zo is iemand aangenaam naar hetgeen hij heeft, niet naar hetgeen hij niet heeft. 2 Korinthiërs 8:19 En dat niet alleen, maar hij is ook van de Gemeenten verkoren, om met ons te reizen met deze gave, die van ons bediend wordt tot de heerlijkheid des Heeren Zelven, en de volvaardigheid uws gemoeds; 2 Korinthiërs 9:2 Want ik weet de volvaardigheid uws gemoeds, van welke ik roem over u bij de Macedoniërs, dat Achaje van over een jaar bereid is geweest; en de ijver, van u begonnen, heeft er velen verwekt. |