27x het goede! het kwade nabij, 24x, 83x in het oude Testament |
Mattheüs 13:37, 38, 47 En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen; En de akker is de wereld; en het goede zaad zijn de kinderen zonen des Koninkrijks; en het onkruid zijn de kinderen zonen des bozen; Hetwelk, wanneer het vol geworden is, de vissers aan den oever optrekken, en nederzittende, lezen het goede uit in hun vaten, maar het kwade werpen zij weg. Lukas 6:45; 10:42 De goede mens brengt het goede voort uit den goeden schat zijns harten; en de kwade mens brengt het kwade voort uit den kwaden schat zijns harten; want uit den overvloed des harten spreekt zijn mond. Maar een ding is nodig; doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal weggenomen worden. Johannes 5:29 En zullen uitgaan, die het goede gedaan hebben, tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis. Romeinen 2:10; 3:8 Maar heerlijkheid, en eer, en vrede een iegelijk, die het goede werkt, eerst den Jood en ook den Griek. En zeggen wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en gelijk sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome? Welker verdoemenis rechtvaardig is. Romeinen 7:13,18,19,21 Is dan het goede mij de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde is mij de dood geworden; opdat zij zou openbaar worden zonde te zijn; werkende mij door het goede den dood; opdat de zonde boven mate wierd zondigende door het gebod. Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. |
Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt. |
Romeinen 10:15 En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk zijn de voeten dergenen, die vrede verkondigen, dergenen, die het goede verkondigen! Romeinen 12:9,21 De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het boze, en hangt het goede aan. Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede. Romeinen 13:3 Want de oversten zijn niet tot een vreze den goeden werken, maar den kwaden. Wilt gij nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben; Romeinen 16:19 Want uw gehoorzaamheid is tot [kennis van] allen gekomen. Ik verblijde mij dan uwenthalve; en ik wil, dat gij wijs zijt tot in het goede, doch onnozel in het kwade. 2 Korinthiërs 5:10 want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. 2 Korinthiërs 13:7 En ik wens van God, dat gij geen kwaad doet; niet opdat wij beproefd zouden bevonden worden, maar opdat gij het goede zoudt doen, en wij als verwerpelijk zouden zijn. Galaten 4:17,18 Zij ijveren niet recht over u; maar zij willen ons uitsluiten, opdat gij over hen zoudt ijveren. doch in het goede te allen tijd te ijveren is goed, en niet alleenlijk, als ik bij u tegenwoordig ben; 1 Thessalonicensen 5:15,21 Ziet, dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde; maar jaagt allen tijd het goede na, zo jegens elkander als jegens allen. Beproeft alle dingen; behoudt het goede. 2 Timotheüs 1:14 Bewaar het goede pand, dat u toebetrouwd is, door den Heiligen Geest, Die in ons woont. Titus 2:3 De oude vrouwen insgelijks, dat zij in haar dracht zijn, gelijk den heiligen betaamt, dat zij geen lsteressen zijn, zich niet tot veel wijns begevende, maar leraressen zijn van het goede; Hebreeën 5:13 want een iegelijk, die der melk deelachtig is, («-»1Kor 3:2) die is onervaren in het woord der gerechtigheid; want hij is een kind. 14 maar der volmaakten is de vaste spijze, die door de gewoonheid de zinnen geoefend hebben, tot onderscheiding beide des goeds en des kwaads . Hebreeën 6:4-6 Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest zijn, en de hemelse gave gesmaakt hebben, en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn, en gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, en afvallig worden, [die], [zeg ik], wederom te vernieuwen tot bekering, als welke zichzelven den Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken. 1 Petr 3:10 Want wie het leven wil liefhebben, en goede dagen zien, die stille zijn tong van het kwaad, en zijn lippen, dat zij geen bedrog spreken; 1 Petrus 3:11,13 Die wijke af van het kwade, en doe het goede; die zoeke vrede en jage denzelven na. en wie is het, die u kwaad doen zal, indien gij navolgers zijt van het goede? 3 Johannes 1:11 Geliefde, volgt het kwade niet na, maar het goede. Die goed doet, is uit God; maar die kwaad doet, heeft God niet gezien. |