een lust voor het oog:
o.a. Gen 3:6,
Ezec 24:16 begeerlijk
in Adamskostuum: Gen 3:10 naakt zijn
in het zweet uws aanschijns: Gen 3:19 'zwoegend'
gij zijt stof, zult tot
stof wederkeren: niet meer, en niet minder
Gen 3:19
de zonde ligt aan de deur: Gen 4:7
zo gij niet weldoet

ben ik mijn broeders hoeder?
achteloos Gen 4:9
zo oud als
Methusalach:
Gen 5:25
met de mantel der
liefde bedekken:
Gen 9:23,
Spr 10:12
als een zoutpilaar: Gen 19:26 onbeweeglijk stilstaan
de Benjamin: Gen 35:16 de jongste /
kleinste

een oog(je) op werpen (Gen 39:7)
begeren
waarom ziet gij op elkander? Gen 42:1
dralend de tijd slijten, tot niets besluiten
bij de pakken neerzitten: Gen 49:14 de boel verslonzen
de neus uitkomen: Num 11:20 tot walging, er zat van zijn
in het duister tasten: Deut 28:29 en
Job 12:25 in onzekerheid verkeren
zand erover: Ex 2:12 Niet meer over praten
zondebok: Lev 16:21
die de prijs betaald
breuk
voor breuk,
oog voor oog,
voet
voor voet: letterlijk uit de oude wet; Lev 24:20
doorn in het oog: Num 33:55, bron van ergernis
Zijn oogappel: Deut 32:10
Zijn liefste ...
Gedenkstenen Jozua 4:7
om te getuigen aan kinderen
Een ban zijn (in het leger): Jozua 6:18
afwijken ten nadele van (alle) anderen
je schoenen overdragen Ruth 4:7
verantwoordelijkheid overnemen
met andermans kalf ploegen Rich 14:18
zich van hulp van een ander bedienen,
maar onder
schijn van eigen werk leveren.
naar de Filistijnen: Rich 13:1
kapot gaan
de beide
 zullen tuiten oa: 1 Sam 3:11
niet te geloven, verbaast staan!
zuur kijken:
1 Sam 3:13 blijk van afkeuring/afschuw
wijs maken: 1 Sam 14:12 lesje leren
tegen iemand uitvaren:1 Sam 25:14 met bijtende woorden bejegenen

op twee gedachten hinken: 1 Kon 18:21 besluiteloos of niet consequent zijn
de dood in de pot: 2 Kon 4:40
Niet te eten / verdragen
in zak en
as
zitten: Esther 4:1 (be)rouwen of in de put zitten
niet van gisteren zijn: Job 8:9 niet dom
Stikdonker: Job 10:22
tong als een scheermes: Ps 52:4;
64:4
tot eigen verderf
hand in eigen boezem steken Ps 74:11
bij je eigen geweten te rade gaan
in het zwart gaan: o.a. in Ps 35
uiting van treuren en leed dragen
|
met de op gooien:
Ps 60:10,
108:10
vertrappen, waardeloos achten
op handen dragen: oa Ps 91:12
vereren, liefhebben
een licht opgaan:
Ps 112:4,
Jes 9:1,
Matt 4:16
een ingeving krijgen
de lier aan de wilgen hangen: Ps 137:2
opgeven of geen lust
Boney-M maakte er een hit van:

ga tot de mier, gij luiaard!:
Spr 6:6 kijk om je heen en wees wijzer
Spreken is zilver, zwijgen goud Spr 10:19
|
Als een
rund ter slachting:
Spr 7:22
laat je niet verleiden |
hoogmoed komt voor de val:
beter geen grote woorden
Spr. 16:18
Jes 14:14
een dwaas zelfs, die zwijgt,
zal wijs geacht worden: Spr 17:28
Haastige spoed, zelden goed:
Spr 19:2
Heb je geld, heb je
vrienden:
Spr 19:6
het mes op de keel zetten: Spr 23:2
Je inhouden dus, pas op de plaat
wie een kuil
graaft voor een ander:
Spr 11:27; 26:27; Pre 10:8; Ps 7:17; Ps 57:7; Jer 18:20
wees voorzichtig met een oordeel
Beroem u niet over den dag van morgen;
want gij weet niet, wat de dag zal baren. Spr 27:1
Honger maakt rauwe bonen zoet:
Spr 27:7
beter een goede buur
dan een verre broeder: Spr 27:10 weet 'waar' je leeft
dwaas gehandeld, kwaad bedacht?
de hand op den mond! Spr 30:32
niets nieuws onder de zon:
Pre 1:9 bestaat al, is al eerder gebeurd
Eén dode vlieg doet
de zalf des apothekers stinken en opwellen
alzo een weinig dwaasheid een man,
Pre 10:1
die kostelijk is van wijsheid en van eer
waar de boom valt, daar zal hij wezen.
aan het eind, is het beslist. Pre 11:3
Wie op den wind acht geeft, die zal niet
zaaien.
Pre 11:4
Zoek geen reden om uit te stellen!
Pre 12:1
kleine vosjes bederven de wijngaard Hgl 2:15
wat bijna niet opvalt, kan verderfelijk zijn
zwaarden tot ploegscharen smeden:
Jes 2:4 wat je niet meer
nodig hebt, tot iets nuttigs maken
met de billen bloot: Jes 20:4 = tot schaamte
zij
die geloven, haasten niet: Jes 28:16 bezint voor je begint,
het is wandelen met ... geen jacht.
een druppel van een emmer,
als een stofje van de weegschaal: Jes 40:15 God is (pas) groot!
Gegraveerd Jes 49:16
Als een
Lam ter slachting:
Jes 53:7
Voor jou ... en mij. |
als de heide in de wildernis Jer 17:6
niet gevoelen, wanneer het goede komt
als een boom aan water
Jer 17:6;
Job 29:19
houdt niet op van vrucht te dragen.
een aanfluiting: o.a. Jer 19:8 tot schaamte, een lachert
Zo moeder, zo dochter: Ezec 16:44
met knikkende knieën: Dan 5:6
angstig zijn
teken aan de wand: Dan 5
gewaarschuwd, je
wist het
gewogen en te licht bevonden: Dan 5 je kans gehad
wie wind zaait, zal storm oogsten: Hos 8:7 wie onrust veroorzaakt,
krijgt de gevolgen ervan dubbel terug
'in de poort' haat men dengene die bestraft, gruwel van die oprecht spreekt.
Amos 5:10
waar de politiek begint, houdt de waarheid op.
niet te luchten (rieken): Amos 5:21, onaangename geur
|
|
uit den boze: Matt 5:37 niet goed
laat uw linker niet weten,
wat uw rechter doet:
Matt 6:3 reken niet naar jezelf toe
waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn: Matt 6:21
Waar ben je mee bezig?
Je kunt geen twee heren dienen: Matt 6:24
Maak uw keuze!
met twee maten meten: Matt 7:2
iemand oordelen wat niet voor jezelf geldt
balk in het oog: Matt 7:3-5
op andermans foutjes letten en eigen negeren
parelen voor de
zwijnen:
Matt 7:6
geeft je rijkdom niet aan kwaad verstaanders
wolf in schaapsklederen: Matt 7:15 waarschuwing voor
v lse lieden
wat gij
niet wilt dat u geschiedt,
doet dat ook een ander niet!
Matt 7:12 en Lukas 6:31
weet wat je doet of zegt bij / tegen een ander
|
let op; dit is niet wat Heer Jezus zegt!
|
een nieuwe lap op een oud kleed zetten;
Mattheüs 9:16 Marcus 2:21
Lukas 5:36
lijkt nergens op
nieuwen wijn moet men in
nieuwe leder zakken doen
Mattheüs 9:17 Marcus 2:22
Lukas 5:37
anders verderven ze beide
nieuwen wijn doet naar oude verlangen
Lukas 5:39

doctrines zijn hardnekkig
het stof afschudden:
Matt 10:14,
Hand 13:51,
Jes 52:2 loslaten, laat wezen
schreeuw van de daken: Matt 10:27
waar het hart vol van is,
loopt de mond van over: Matt 12:34 (te ge)makkelijk spreken
over datgene waarvan men vervuld is
blinde die de blinde leidt: Matt 15:14 (wil) niet beter weten
Avondrood:, mooi weer aan boord,
Morgenrood, water in de sloot, Matt 16:2
door het oog van de naald kruipen:
Matt 19:24, Marcus 10:25 en
Lukas 18:25 niet gemakkelijk, op het nippertje
Te elfder ure: Matt 20:3 niet veel tijd meer
muggeziften: Matt 23:23 vitten op kleinigheden,
aan belangrijke voorbij gaan
Matt 23:24
Gij blinde leidslieden, die de mug uitzijgt,
en den kemel doorzwelgt.
HSV:
Blinde leiders, die de mug uitzift
maar de kameel doorslikt.
|
met je talenten woekeren: Matt 25:14 gebruik wat
jij wel ontvangen hebt
de geest is gewillig,
het vlees zwak:
Matt 26:40 van goede wil zijn maar
verleidingen zijn moeilijk te weerstaan
Geen naar kraaien:
Matt 26:75
met geen of weinig gevolgen
wie het zwaard grijpt, zal erdoor vergaan:
Matt 26:52: oordeel niet
zijn handen in onschuld wassen: Deut 21:1-9,
Ps 26:6 en 73:13,
Matt 27:24
zichzelf onschuldig verklaren, al dan niet terecht
medicijnmeester! genees
Uzelven.
laat eerst zelf maar wat zien Luk 4:23
die oude wijn drinkt, begeert geen nieuwe
Luk 5:39
vast zitten aan het oude (is beter)
Mattheüs 19:30;
Lukas 13:30
Maar vele eersten zullen de laatsten zijn,
zet jezelf niet vooraan
van de honger vergaan Luk 15:17
men kan geen twee heren dienen: de (het) één of de andere
Luk 16:13
wie zijn hand aan de ploeg slaat,
moet niet omzien: Luk 16:62 houd je ogen naar voren
(naar boven)
of: geen tijd (te) verliezen
tje de voorste
het trefpunt worden van je grote
woorden
Op de borst slaan Luk 18:13;
23:48 een teken van droefheid en verslagenheid. tegenwoordig is het
anders
de eerste steen werpen: Joh 8:7 laat maar zien of je zelf zo juist bent
de geest geven: Joh 19:30 en
Gen 25:8 overlijden
Abraham zien: Joh 8 leeftijd van 50 jaar bereikt
elkanders voeten te wassen Joh 13:14
niet de

!!
Het is
aliger
te geven, dan te ontvangen.
Handelingen 20:35
Deze woorden staan niet in de Bijbel,
gelijk
vele dingen niet geschreven zijn,
Joh. 20:30; 21:25 maar kunnen evenwel
afgeleid worden;
Luk. 6:38
niet in een hoek gedaan Hand 26:26
openbaar gedaan / gemaakt
laat de ankers los Hand 27:40
Overgeven aan ...
alle roem is uitgesloten:
Rom.3:27 geen ere voor de mens (vlees),
ook een klaverjas term
het loon van de zonde is de dood: Rom.6:23
voor
wie of wat je maar arbeiden wilt
wie goed wil doen
is 't kwade nabij: Rom.7:21
let op dat je goede ingevingen
niet opgaat in dagelijkse beslommeringen
overwint het kwade door het goede: Rom.12:21 wie is de baas (in je)?
alles mag,
maar niet alles leidt tot iets goeds
1Kor 6:12
overweeg wat je doet of laat!
In de lucht slaan: 1Kor 9:26
lukraak strijden zonder raakvlak
wie meent te staan, zie toe,
dat hij niet valle
1 Kor 10:12,
Gal 6:3
Houd jezelf niet al te hoog
Laat ons eten en drinken,
morgen sterven wij: 1Kor 15:32
laat ons in wellusten leven en
goede sier alle dagen maken
Kwade
samensprekingen
verderven
goede zeden. 1Kor 15:33
als een
in de nacht:
1Thess
5:2 ongemerkt, onverwacht
Onderzoek alles,
behoud het goede: 1Tess 5:21
Veracht de profetieën niet
Verdraagt elkanders moeilijkheden
Draagt elkanders
lasten: Gal 6:2
ernstige aanbeveling
de inwendige mens: Ef 3:16 de mens heeft eten en drinken nodig
met alle winden meewaaien: Ef 4:14
onvolwassen gedrag, geen vastigheid
Wie
goed doet,
die goed ontmoet: Ef 6:8
Mijn is de
wraak,
spreekt de Heere Heb 10:30
laat het over aan Hem. o,a.
te goed voor
deze
wereld: Hebr 11:38
deze wereld niet waardig
Beroem u niet over den dag van morgen;
want gij weet niet, Jak 4:13
wat de dag zal baren.
Spr 27:1
De hond is wedergekeerd
tot zijn eigen uitbraaksel;
en de
gewassen zeug
tot de wenteling in het slijk
2Petr 2:22
1 dag is als 1000 jaren:
Petr 2:3; Ps 90:4
om eeuwigheid te vatten
Geen woorden maar daden 1Joh3:18
Alfa en de Omega: Openb 1:8 begin en het einde
Het venijn zit in de staart: Openb 9:10 de laatste smarten zijn het ergste
|