handelingen 21 brieven
Legenda Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3
logo wikipedia Titus 1

 
1. Paulus, een dienstknecht Gods, en een apostel van Jezus Christus,
naar het geloof der uitverkorenen Gods,
en de kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is; 2.
in de hoop des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft,
voor de tijden der eeuwen, 3

maar geopenbaard heeft te Zijner tijden [namelijk]' Zijn Woord,
door de prediking, die mij toebetrouwd is,
naar het bevel van God, onze Zaligmaker;

1:4. aan Titusbetekent .. [mijn] oprechten zoon, naar het gemeen geloof:
genade, barmhartigheid, vrede zij [u]  van God den Vader en [den Heere,]
 
Christus Jezus, onzen Zaligmaker. 5.
om die oorzaak heb ik u te Kretabetekent .. gelaten,
opdat gij, hetgeen [nog] ontbrak, voorts zoudt te recht brengen,
en [dat] gij van stad tot stad zoudt ouderlingen stellen, gelijk ik u bevolen heb:

1:6. Indien iemand
onberispelijk is,
éner vrouwe man,
gelovige kinderen hebbende,
die niet te beschuldigen zijn van overdadigheid, of ongehoorzaam zijn. 7.
want een opziener moet onberispelijk zijn als een huisverzorger Gods,
niet eigenzinnig,
niet genegen tot toornigheid,
niet genegen tot den wijn,
geen smijter,
geen vuil-gewinzoeker; 8.
maar die gaarne herbergt,   [Hebr 13:2]
die de het goeden liefheeft,
matig,
rechtvaardig,
heilig
kuis; 9.
die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is,
opdat hij machtig zij, beide
om te vermanen door de 'gezonde leer' en
om de tegensprekers te bestraffen wederleggen.

1:10. Want er zijn ook vele ongeregelden, [SV] ijdelheidsprekers en verleiders van zinnen,
inzonderheid die uit de besnijdenis zijn; 11. welken men moet den mond stoppen,
die gehele huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins wil.

1:12. Eén uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd: [de]
Kretensen zijn altijd leugenachtig, kwade beesten, luie buiken. 13. christipdia 
deze getuigenis is waar. daarom bestraf hen scherpelijk,

opdat zij gezond mogen zijn in het geloof. 14. en
zich niet begeven tot Joodse fabelen, en
geboden der mensen, die [hen] van de waarheid afkeren.

1:15. Alle dingen zijn wel rein den reinen,

maar den bevlekten en ongelovigen is geen ding rein,
maar beide hun verstand en geweten zijn bevlekt. 16. zij belijden, dat zij God kennen,
maar zij verloochenen [Hem] met de werken,
alzo zij gruwelijk zijn en ongehoorzaam, en tot alle goed werk ongeschikt.

Titus 2
2:1. Doch gij, spreek hetgeen der 'gezonde leer' betaamt. 2.
dat de oude mannen
nuchter zijn, 
stemmig,
voorzichmatig,
gezond [in] het geloof, 
   [in] de liefde,
   [in] de lijdzaamheid. 3.
de oude vrouwen insgelijks,
dat zij in [haar] dracht zijn, gelijk den heiligen betaamt,
dat zij geen lpentagram, teken van satan.steressen zijn, goed en kwaad
zich niet tot veel wijns begevende, [maar]
leraressen zijn van het goede; 4.
opdat zij de jonge [vrouwen] leren
voorzichtig te zijn,
haar mannen lief te hebben,
haar kinderen lief te hebben; 5.
matig te zijn,
kuis te zijn,
het huis te bewaren, onderdanig
goed te zijn,
haar eigen mannen onderdanig te zijn,
opdat het Woord Gods niet gelasterd worde.  [2Sam 12:14]

2:6. Vermaan den jongen [mannen] insgelijks,

dat zij matig zijn. goed werk

2:7. Betoon uzelven in alles een voorbeeld van goede werken, [betoon]
in de leer onvervalstheid,
deftig eerbaarheid, [oprechtheid]; 8.
het woord gezond [en] onverwerpelijk,
opdat degene, die daartegen is, beschaamd worde,
en niets kwaads hebbe van ulieden ons te zeggen.

2:9. [Vermaan den] dienstknechten,
dat zij hun eigen heren onderdanig zijn,
dat zij in alles welbehagelijk zijn,
niet tegensprekende; 10.
niet onttrekkende,
maar alle goede trouw bewijzende;
opdat zij de leer van God, onzen Zaligmaker, in alles mogen versieren.

2:11. Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen. 12.
en onderwijst ons, dat wij,
1. de goddeloosheid en
2. de wereldse begeerlijkheden verzakende
3. matig en
4. rechtvaardig, en hoop, heerlijkheid
5. godzalig leven zouden
in deze tegenwoordige wereld; 13.
6. verwachtende     ''de alige hoop en verschijning der heerlijkheid
van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus''; 14. zalige hoop
Die Zichzelven voor ons gegeven heeft,
doelopdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en  
Zichzelven een [eigen] volk zou reinigen, goed werk
7. ijverig in goede werken.

2:15. Spreek dit, en vermaan, en bestraf met allen ernst.
Dat niemand u verachte.
Titus 3:1
vermaan hen,
dat zij aan de overheden en machten onderdanig zijn, dat zij [hun] gehoorzaam zijn,
dat zij tot alle goed werk bereid zijn; 2.
dat zij niemand lasteren,
geen vechters zijn, [maar]  bescheiden zijn,
alle zachtmoedigheid bewijzende jegens alle mensen.
3:3. Want ook wij waren eertijds
1. onwijs,
2. ongehoorzaam,
3. dwalende,
4. menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende,
5. in boosheid en nijdigheid levende,  
(«-»Kol 1:21) 6. hatelijk zijnde, [en]
7. elkander hatende.

3:4. Maar wanneer de goedertierenheid van God, onzen Zaligmaker, («-»Efez 2:1)
en [Zijn] liefde tot de mensen verschenen is, 5.
heeft Hij ons alig gemaakt, 
niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden,
maar naar Zijn barmhartigheid, («-»Ef 1:14)
door 'het bad der wedergeboorte en vernieuwing door heiligen Geest'es6.
denwelken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten
door Jezus Christus, onzen Zaligmaker;

3:7. Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade,
erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens.

goed werk getrouw woord
3:8. Dit is een getrouw woord, en deze dingen wil ik, dat gij ernstelijk bevestigt,
opdat degenen, die aan God geloven, zorg dragen, om goede werken voor te staan;
deze dingen zijn het, die goed en nuttig zijn den mensen. 9.
maar ga om wedersta
de dwaze vragen
en geslachtsrekeningen, 
en twistingen
en strijdingen over de wet;
want zij zijn onnut en ijdel.

3:10. Verwerp een kettersen mens na de eerste en tweede vermaning; 11.  
wetende, dat de zodanige verkeerd is, en zondigt, zijnde bij zichzelf veroordeeld.

3:12. Als ik Artemasbetekent .. tot u zal zenden, of Tychikusbetekent ..
zo benaarstig u tot mij te komen te Nikopolis;
want aldaar heb ik voorgenomen te overwinteren.
3:13. Geleid Zenasbetekent .. den wetgeleerde, en         
Apollos zorgvuldiglijk, opdat hun niets ontbreke. 14. en
dat ook de onzen leren, goed werkgoede werken voor te staan tot nodig gebruik,
opdat zij niet onvruchtbaar zijn.
3:15. Die met mij zijn, groeten u allen. groet ze, die ons liefhebben in het geloof.
de genade [zij] met u allen.

Amen.