|
|
Genesis 1-11 |
Genesis 12-26 |
Genesis 26-50 |
|
A.M |
1. De schepping
Adam
God
en Heva naar
Zijn
Beeld |
|
|
5. Henoch
wandelde 300 jaren met God,
Enoch
is gestorven |
6.
Noach
de
prediker (met 500 jaar de
opdracht met 600 de vloed) ↓berg
Aratat
|
2410 v.C. |
7. de Vloed
7, 40,
150, 77,
40, 7,
7 en 57 dagen,
1
jaar en 10 dagen |
|
10. Beschrijving 70
volken uit Noachs
zonen:
Sem
(26...) Cham (30...)
en Jafeth (14 (klein)zonen) |
Aqab, H6117, 4x
1. (goed) zwellen naar binnen of eruit.
2. aangrijpen van de hiel.
3. (figuurlijk) omzeilen, ontwijken (om de tuin leiden).
4. (ook) te beperken, inhouden. |
Genesis 27:36
Toen zeide hij: Is het niet omdat men zijn naam noemt Jakob,
dat hij mij nu twee reizen heeft bedrogen?
mijn eerstgeboorte heeft hij genomen, en zie,
nu heeft hij mijn zegen genomen!
Voorts zeide hij:
Hebt gij dan geen zegen voor mij uitbehouden?
Job 37:4
Daarna brult Hij met de stem;
Hij dondert met de stem Zijner hoogheid,
en vertrekt die dingen niet,
als Zijn stem zal gehoord worden.
Jeremia 9:4
Wacht u, een iegelijk van zijn vriend,
en vertrouwt niet op enigen broeder;
want elk broeder doet niet dan bedriegen,
en elk vriend wandelt in achterklap.
Hosea 12:4 (SV)
In moeders buik hield hij zijn broeder bij de verzenen;
en in zijn kracht gedroeg hij zich vorstelijk met God. |
NBG51
In de moederschoot bedroog hij zijn broeder,
en in zijn mannelijke kracht streed hij met God. |
|
|
11. Toren van
Babel |
2130 v.C. |
12. Terah,
Abram
Saraï en Lot
uit Ur |
|
14. Melchizédek,
Koning van
Salem
en priester ontmoet
Abraham |
19. Sodom en
Gamorra een voorbeeld
voor die goddeloos leven |
2030 v.C. |
21. Izak
geofferd, bij
gelijkenis weer
gekregen
(3e
dag) (Rom 4) |
1970 v.C. |
25.
Ezau en
Jakob
|
|
33.
Ezau ~
Edom
Jakob's oudere
tweelingbroer
woonde in Seir |
37. Jozef
verkocht uit Hebreën land,
Psalm 105 |
1840 v.C. |
46. Jakob,
Jakob met zijn
kinderen naar Egypte
af
|
|
↑
430 jaar
↓ |
50. Israël
begraven,
Jozef gekist, na ± 400 jaar mee en
begraven |
|
Job is boek nr. 18 in de Bijbel,
nr. 1 van Wijsheid
het derde boek der geschriften in de Tenach |
Jobab
Zerah
Rehuël
Ezau, 5e vanaf Abraham, zijn vader leefde
nog |
Ezau erfde het
gebergte Seir in het
land Uz, kleinzoon van
Seir |
Theman waaruit
Gods knecht Job's
vrienden Elifaz en Husam kwamen |
Jakobus 5:11 en
Ezechiël 14:14 |
Inhoud Job: 1-2Job's
lijden 29 eerste
leven 30en ellende |
stokoud, grootste van het
oosten, oprechtste en
vroomste man ter
wereld |
verdoemd door zijn
vrienden
Elifaz, Bildad, Zofar en allen door Elihu bestraft |
Elifaz
3x) |
|
4vermaant en
15beschuldigd van
22misdaden |
Bildad
3x) |
8vraagt Job en 18beschrijft
en 25stelt Gods majesteit
voor |
Zofar
2x) |
11vertrouw! en
20Gods plagen |
Wie wanhopig is, mag van zijn
vriend goedertierenheid verwachten |
Job belijdt:19'Want
ik weet: mijn
Verlosser leeft'
|
En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben,
zal ik uit mijn vlees God aanschouwen;
Denwelken ik voor mij aanschouwen zal,
en mijn ogen zien zullen,
en niet een vreemde;
mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot. |
Job (h)erkent:23'Hij beproeve mij;
als goud zal ik
uitkomen' |
26:13 Door Zijn Geest heeft Hij de hemelen versierd;
Zijn hand heeft de
langwemelende slang geschapen.
|
28:28vreze des
Heeren is de
wijsheid, van het
kwade te wijken is het
verstand |
30De huidige ellende van Job
31Job betuigt zijn onschuld |
Elihu 4x) |
|
32-37geeft rede 34God
spreekt 1/2x maar men
let niet
daarop |
God 2x) |
|
38verschijnt
aan
Job, het
Zevengesternte
Orion en
planeten
39 over de dierenwereld +↓de
dierenriem ↑ |
40:10-19de Behemoth
40:20-28;
Job 41
de Leviathan |
42Job
erkent,
offert voor
3 vrienden, zijn vernieuwde leven nog
140 jaar |
|
Mozes
Amram een
Leviet werd machtig bij
Assur (Rahab)
430 jaar
in Egypte, 400 jaar onderdrukt,
het 4e geslacht zal wederkeren;
todat de ongerechtigheid der Amorieten volkomen werd |
Ps 105:25:
Hij (God) keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten,
dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden.
Ex 1:8:Daarna stond een nieuwe/andere koning op
die Jozef niet kende
Jes 52: Mijn volk in Egypte, en
Assur heeft hetzelve om niet onderdrukt |
|
1410 v.C. |
Uittocht,
gekliefde zee en
woestijn-reis in 4 boeken,
Psalm 78 |
↑
40 jaar
↓ |
Exodus 1- 40 de
10
plagen,
10
geboden,
en
het Manna
het 2e boek van de Thora in
de Tenach |
1. |
verdrukte
Israëlieten,
Egyptenaars verdrietig, knechtjes in de
Nijl |
2. |
ouders
van Mozes
schoon voor God, in een
ark(je) in de Nijl |
|
Mozes
Amram een
Leviet werd machtig
40 jaar oud zijnde
meende hij Zijn volk te verlossen
Door geloof achtende het leed meer dan rijkdom
van Egypte
ontvlucht Egypte, komt bij Rehuël
(Jethro
de Keniet)
priester
van Midian
trouwt dochter Zippora |
3.
4.
7.
12.
|
na 40 jaar,
Mozes bij de
braambos
op berg
Horeb
(Sinaï)
tegen Farao; Laat Mijn zoon trekken dat hij Mij diene!
Jannes en Jambres stonden tegen
Mozes
(80 en als God over
Farao
) de 10
plagen
grote Mozes
Het eerste
Pascha
als gedenk
(feest)dag (voor
kinderen
)
plukten de
Egyptenaren
|
13.
|
Uittocht (600.000
mannen te Sukkoth) geen
gestruikel
met broer
Aäron
en zus
Mirjam
niet direkt naar Kanaän |
14.
15.
16.
17-18. |
De HEERE zal voor ulieden
strijden, en gij zult
stil zijn.
Door de
Rode Zee
(Ps 106:9)
Mara en
Elim
de heerlijkheid des HEEREN en het eerste
Manna ↓
Water uit
rots bij de Horeb
(Massa
Meriba)
Amalek |
19. |
De wetten (handschrift) op berg
Horeb
Gods eigendom
(Deut 5) |
20. |
het volk
week af; dat God met ons niet spreke, opdat wij niet sterven |
21. |
met een priem het oor doorboren
(Psalm
40) |
23. |
3 feesten,
3x veilig onderweg, machtige beloftes |
een
Engel
voor hun
aangezicht | water uit de
rots welke was
Christus
|
24. |
verbond
sluiting met Zijn
heilig
volk
⇔de
knecht des Heeren
de 70
zagen God
de
heidenen liet Hij
wandelen, Amalek de 1e |
25. |
Voorschriften ArK des Verbonds (inhoud
) middels
de man Gods |
26-30. |
inrichting
eerste
tabernakel
voorbeeld van het
hemelse
|
32. |
gouden
kalf (een
os ),
de 1e tafelen kapot
gegooid
Mozes
bidt
voor die grote zonde |
33.
34. |
als
vriend van God en bij God op de steenrots
10 woorden op nieuwe tafelen, glinsterend
aangezicht
Alle mannen 3x p/j verschijnen voor aangezicht
des Heeren
Mozes het deksel weder op zijn
aangezicht |
35-40. |
Bouw en inrichting
tent der samenkomst en
tabernakel |
brood uit de hemel regenen Ex 16:04
Het is Man want zij
wisten
niet wat het was Ex 16:15
het woord, dat de HEERE geboden heeft Ex 16:16
als de zon heet werd, zo versmolt het Ex 16:21
smaakte als koeken in honing
Ex 16:31
leek op korianderzaad, balsemhars kleur
Num 11:6-9 |
|
En het
gemene volk, werd met lust
bevangen en zeiden:
Wie zal ons vlees te eten geven? Num 11:4
hun ziel walgde over dat
zeer lichte
brood
Num 21:5 |
|
spijsde u 40 jaar met het Man, dat de mens leeft
van alles wat uit des HEEREN mond uitgaat Deut 8:03 |
|
het Manna hield op des anderen daags Joz. 5:12 |
|
regende het Man, het hemels koren
Ps. 78:24
Een iegelijk at het brood der
Machtigen Ps. 78:25
verzadigde hen met hemels brood Ps. 105:40
|
|
Hij gaf hun het brood uit de hemel
Joh 6:31 |
|
Dit is het Brood, niet het Manna, |
|
die dit Brood eet, zal in eeuwigheid leven
Joh 6:58
|
|
Die overwint, Ik zal hem geven te eten van
het manna, dat verborgen is Openb. 2:17 |
|
|
Leviticus 1- 27
taken Priesters,
wetten,
offers en
feesten
~
|
Numeri 1- 36
tabernakel,
verspieden en 38 jaar
zwerven
1. |
de HEERE sprak in de tent der
samenkomst, in
2e jaar |
2. |
Legeringen der stammen, geen Levi, wel Efraim en Manasse |
3.
4.
9. |
telling Levieten, hun voorschriften,
Nadab en Abihu
de ark op draag- en
draagbomen, 6. Israëls
zegeningen!
2 jaar in de Sinaï, het
2e pascha
de toorn ↓ des Heeren |
11-19. |
tussen Sinaï
en Kades in de Paran
woestijn vleeszucht
Ps.78 |
12.
13.
14.
16.
17-19. |
Miriam melaats,
Mozes,de zachtmoedigste, 12 verspieders
40 dagen verspieden, de
vruchten van
Eskol
2 een (andere) geest
Emmanuël! God
al 10x verzocht, Mozes
pleit, de
straf >20j.
40 jaar (geen
gebrek
) aarde
verslond Korach
en Abiram
staf van Aäron, rode volkomen
vaars |
20. |
tussen Kades en over de Jordaan
(hun
schoenen sleten niet) |
21.
22. |
70
oudsten,
Meriba Mozes'
ongehoorzaamheid
Kanaänieten,
slangen
Amorieten te
Hesbon
Moab-
Midian huurden
Bilem
te Baäl -
Peor |
23.
|
Exclusiviteit van Jakob,
Israël
Balak
uit Syrië
Hij schouwt niet aan de
ongerechtigheid en
boosheid in Israël |
25. |
in de vlakke velden van
Moab, nogmaals
hoereren te
Sittim |
27.
32.
33.
34-36. |
Pinehas,
tellingen en wetten,
Jozua volgt Mozes op
gedurig brandoffer,
Sabbats brandoffer
Midianieten
Ruben, Gad en de halve stam Manasse kregen
Gilead
te Mara (Elim)
overzicht 42 plaatsen, het 40e
jaar, 40 jaar gezondigd
grenzen / verdeling Kanaän en
6 vrijsteden met goede
wegen |
|
Deuteronomium 1- 34 het 40e jaar,
de wet/geboden en het
het 5e en laatste boek van
de Thora in de Tenach |
1-3. |
Terugblik van Mozes over de woestijnreis
van Aroer,aan beek
Arnon tot de berg Sion, (Hermon) |
4-6.
|
Mozes ziet Gods betrokkenheid, vermaant onderhouding
en herhaling
van de wet der tien geboden |
7.
8.
9.
10.
11-12.
13. |
Waarom
uitverkozen?
en
hoe jegens de Kanaänieten
water uit de keiachtige rots en de steenrots was
Christus
tot
ootmoedigheid vermaand, Mozes's
volk (hardnekkig)
nieuwe stenen tafelen, besnijdt de
voorhuid uws
harten
Vermaning God te dienen en Zijn geboden
te onderhouden
Waarschuwing tegen valse
profeten + hfst.18 |
14-27.
28.
29. |
Wetten, vermaningen, scheidbrief,
vervloekingen
wanneer
ze gehoorzaam zijn, en wanneer niet
zal Zich de Heere over u verblijden en te
gronde te richten
schoenen, over de grote verdrukking |
Dit zijn de woorden des [tweede] verbonds,
dat de HEERE Mozes geboden heeft te maken
met de kinderen Israëls, in het land van Moab,
boven het verbond, dat Hij met hen gemaakt had aan Horeb. |
30. |
over het 1000 jaar vrederijk
|
31-32. |
Jozua volgt
Mozes de
man Gods op,
Israëls afval vermeld
|
|
Ik zal Mijn
aangezicht van hen verbergen |
33-34. |
zegen en dood van
Mozes werd
120 jaar
|
|
|
|
1370 v.C. |
Jozua 1-24 (Hosea
Nun) trekt in Kanaän
het 1e profetische boek in de Tenach |
De kinderen van Gad, Ruben, en één deel
van Manasse
hadden al
hun deel ten oosten van de Jordaan
(land van Jaezer en Gilead)
en trokken
volgens afspraak toegerust,
voorop in de
strijd, wat ze ook volbracht
hebben! |
niet in 1
jaar, totdat gij gewassen zijt en het land erft. |
1. |
hebt goede moed ↓scharlaken
draad |
2. |
verspieders in
Jericho 1e x
hoop in de
Bijbel vanaf
Sittim |
3.
4. |
over de
Jordaan
2(000) afstand, enorme water opening
(Ps
144:3)
12 gedenk stenen
voor de kinderen |
5. |
2e besnijdenis te
Gilgal
pascha, ontmoet de
Heer (Vorst)
|
6. |
Jericho, (Rachab
hoer
door geloof gevallen,
Jericho
vervloekt
|
7. |
van Beth-aven
naar Ai
de ban
was Achan
uit Juda,
dal van Achor |
8. |
1e kruisiging |
9.
10. |
verbond met
Gibeon
werden houthouwers en waterputters
Hagelstenen,
stilstand van zon bij
Makkeda, 1e x
Jeruzalem
(Jebus(i)) |
11-12. |
overwinning van het noorden
en overwonnen koningen en
reuzen |
13-22. |
verdeling
Kanaän, oprichting tent der
samenkomst en de
6 vrijsteden |
23. |
Jozua
leidde in de
1e rust
werd
110 (Hosea)
2e
knecht des Heeren
waarschuwt het
volk dat alweer (af)goden dienden
begraven van Jozef 's beenderen |
Niet alle land (het
beloofde) werd erfelijke in bezit genomen
bv van de Filistijnen (het woeste
Gaza), waar nu nog trammelant is |
24. |
Israël diende de HEERE al de dagen van Jozua en de oudsten |
|
5 jaar |
Na zege op 31 koningen
en
7 volken de
beloofde rust
|
1365 v.C. |
Richteren 1- 21 12 rechters en 1profetes ±
450 jaar
|
|
1.
Juda
Kanaänieten 2.
toestand onder de richters |
40 jaar |
3. Othniël ruimde
Baäls
Syriërs
(Mesopotamië) |
80 jaar |
Ehud
klein Jemini sloeg 10.000
Moabieten
|
? |
Samgar
sloeg 600 Filistijnen met een ossenstok
|
1230 v.C. |
Ruth 1- 4
|
|
4. Barak
Kanaänieten,
Sisera
gedood door
tentpin |
40 jaar |
5.
van
Debora
o.a. over de strijd bij Megiddo
(Armageddon) |
40 jaar |
6.
Gideon
Midianieten en
Amalek (Oreb &
Zeëb)
|
|
9.
Abimelech
Gideon, 1 steen
verpletterde zijn
hersenpan
|
45 jaar |
10. Thola en
Jaïr had 30 zonen |
6 jaar |
11.
Jeftha
Gileadiet
kinderen
Ammons 300 jaar te
Hesbon
Gileadieten
van Gilead Manasse
Jozef |
Jefta's
belofte, gaf zijn dochter zijn enig kind in
dienst van de HEERE
de dochters Israëls gingen elk jaar 4 dagen heen om haar te spreken |
|
7 jaar |
12.
Ebzan uit Bethlehem ook 30 zonen en
Elon de Zebuloniet |
8 jaar |
Abdon de Pirhathoniet had 40 zonen en 30 kleinzonen |
20 jaar |
13.
Simson
een Daniet en
Nazireër met enorme kracht |
|
16. begon
Filistijnen die heersten over Israël
|
|
21. de bijna
vernietiging en herstel van Benjamin |
|
|
1 Samuël 1- 31 (Samuël en Saul) |
40 jaar |
4.
Eli de
priester, dwarslaesie op z'n 98ste bij
de tent te
Silo |
|
5. Samuël
de ziener Filistijnen en woonde
te Rama |
Einde
Rechters |
10. Saul, eerste
koning te Gibea,
Israel wou een
koning |
|
16. David
gezlfd en
vermetel tegen Goliath |
40 jaar |
31.
Saul
en Jonathan stierven op
Gilboa |
|
2 Samuël 1- 12 + 1 Kronieken 10- 20 (David) |
|
2. Isbóseth
Saul koning te
Mahanaim |
7½ jaar |
David
eerst over
huize Juda
gezlfd te
Hebron
Perez → Hezron →
Ram → Amminadab →
Nahesson →
Salmon →
Boaz →
Obed →
Isaï
(Efrathiet)→
David |
8e of
7e Isaï
''man naar Gods hart'' sloeg leeuw
en beer |
|
Sloeg
Goliath reus uit Gath
Gaza de
Enakiet
Ps 89:20
Sloeg 200 Filistijnen voor Saul's
dochter Michal |
2 Samuël,
David, 3e knecht des
HEEREN |
2.
3.
5.
6.
7.
9. |
Davidwas
30, koning over Juda, Isboseth
over Israël
6 David van 6 vrouwen te
Hebron
David neemt Jeruzalem in
Michal verachtte
David om zijn blijdschap
Gods
belofte aan David
Ps 89:30
Ziba
en Mefiboseth (Merib-baal)
Nathan |
11.
12. |
schreef aan Joab
over Uria
(zijn
afwijking)
4
Bathseba
Eliam
(Bath-sua
Ammiël)
o.a. Nathan (stamvader
van Heli,
vader van Maria) en
Salomo (stamvader
van Jozef man van Maria) |
13.
16.
18. |
Mooie Absalom
doodde Amnon
die Thamar had
verkracht
greep naar het koningschap, verraad van
Achitofel
David
vlucht over de
Kidron
Absalom stierf in een eik |
22. |
danklied
van
David
(Ps 18) knecht des
HEEREN |
23. |
schreef Psalmen en
gouden kleinoden |
24. |
David's zonde tot volkstelling,
koos de pest
Gad
offerde op de dorsvloer van
Ornan (Arauna)
gekocht voor 50 of 600 sikkelen,
waar de tempel kwam
op de berg Moria waar
Abraham Isaäk bijna offerde |
1
Koningen, Adonia greep ook naar het
koningschap |
1. |
Salomo tot koning gezalfd door
Zadok,
Nathan was erbij
Adonia vluchtte naar het altaar
bestraft om
Abisag |
2. |
David (patriarch)
werd ±70 (met
30 koning, 40 jaar lang)
nog 9 David en 1 dochter Thamar
(totaal 20 kinderen) |
Des morgens nu geschiedde het, dat
David schreef aan Joab;
en hij zond die door de hand van Uria (Psalm 51)
En hij schreef in die brief:
Stel Uria vooraan tegenover de sterksten,
en keer van achter hem af, opdat hij geslagen worde en sterve |
|
5. David gezlfd
over heel Israël |
10e eeuw
v.C. |
Bloeitijd van
heel Israël; hoofdstad: Jeruzalem
|
voorgangers:
David en Salomo, beeld van
rijkdom, macht en
wijsheid |
|
11.
Bathseba, dood van
Uria
|
|
|
↑ |
22. Danklied
van David
|
33 jaar |
24. De
zonde van de volkstelling |
↓ |
1 Kronieken 21- 29 (Salomo) |
|
|
22. De
voorbereidingen tempelbouw |
|
29.
dankgebed en dood van David |
1 Samuël, het hele Bijbelboek |
1 en 2 Samuël is 1 boek, het 3e profetische
boek in de Tenach |
Elkana
Jerocham
Elïhu Tochu
Zuf de
Efrathiet
had 2 vrouwen; Peninna had kinderen maar
Hanna niet |
gelofte van Hanna, Samuël (1,1-28)
Hanna's lofzang,
zonen van Eli (2,1-36)
Samuël
geroepen, Eli niet
zuur gekeken (3,1-21)
Filistijnen nemen
de ark, dood van Eli (4,1-22)
de ark bij de
Filistijnen, de HEER
sloeg ze
(5,1-12)
na 7 maanden de ark terug naar Israël (6,1-21)
na 20 jaar de Filistijnen verslagen in Mizpa (7,1-17)
Joël
en Abia
richters te Ber-seba
(8,1-2)
Israël verlangt
een koning (8,3-22)
Samuël
zalft Saul Kis koning (9:1-
10:16)
Saul als
mooie grote
koning verkoren (10,17-27)
Saul slaat Ammonieten en bevrijdt Jabes (11,1-15)
Samuel neemt afscheid van het volk Israël (12,1-25)
inval Filistijnen, David
gezocht, Saul
zot (13,1-23)
Jonathan
en Saul verslaan de Filistijnen (14,1-47)
|
Goliath David naar
Jeruzalem
(17,1-58)
Verbnd
Jonathan
en
David (18,1-16)
wordt schoonzoon van Saul (18,17-30)
(Ps 59) Saul
wil David doden,
vlucht (19,1-17)
bij Samuël in
Najoth bij Rama (19,18-24)
Verbnd
Jonathan en David (20,1-43)
(Ps 52) bij Achimelech
te Nob
(21,1-10)
(Ps 56) bij
Achis
te Gath
Gad (21,10-15)
(Ps 142) met 400 in
spelonk bij
Adullam
(22,1-6)
Saul laat 85 priesters te Nob doden (22,6-23)
(Ps 63) David ontzet
Kehïla (23,1-28)
(Ps 57)
David spaart
Saul tijdens
toilet (24,1-23)
Samuëls dood, Nabal
en
Abigail (25,1-44)
(Ps 52)
nogmaals gespaard in diepe
slaap (26,1-25)
bij
Achis te Gath en in Ziklag (27,1-12)
|
Jonathan nam
honing, het
verlichte zijn ogen
|
Saul bij waarzegster te
Endor
(28,1-25) |
eed van Saul,
nageslacht van
Saul (14,47-52)
Saul overwint
de Amalekieten
(Agag) (15,1-35) |
(Ps 34) David bij Achis (Abimelech)
(29,1-11)
Ziklag
door Amelekieten verwoest (30,1-31) |
wederstreven
is afgoderij
↓
Ps 89:21 |
erg
bang, vond een Egyptenaar
won met 400 |
David
door Samuël tot koning
gezalfd (16,1-23) |
Saul
en Jonathan stierven op Gilboa
(31,1-13) |
2 Samuël 1-12 + 1 Kronieken 10-20 |
1 en 2 Samuël is 1 boek, het 3e profetische
boek in de Tenach
1 en 2 Kronieken is 1 boek, het laatste (12e) boek der geschriften in de Tenach |
2
Samuël 1 |
Geslachtregister en geschiedschrijving
vanaf Adam in de hoofdstukken 1 t/m 9 |
1
Kronieken 10 |
dood van
Saul en Jonathan
(1,1-16)
Klaaglied over Saul en
Jonathan (1,17-27) |
Dood van
Saul
en 3 zonen (10,1-14)
Jonathan, Abinadab(Isvi)
Malchisua |
Isboseth
over [het huis van] Israël (2,1-11)
Abner doodt
Asahel (2,12-3,1) |
← David over [het
huis van] Juda
7½ jaar koning te Hebron |
|
de eerste zonen van David (3,2-5)
verbond Abner, Joab doodt Abner (3,6-39)
Isboseth vermoord (4,1-12)
David koning in Jeruzalem (5,1-16)
David verslaat de Filistijnen (5,17-25)
de ark naar Jeruzalem (6,1-23)
koninkrijk bevestigd door Nathan
(7,1-17)
Dankgebed van David (7,18-29)
(Ps 60) David's oorlogsverrichtingen
(8,1-14)
Beambten van David (8,15-18)
Edelmoedigheid over Mefiboseth
(9,1-13)
Nahas eiste
rechterogen en
Syriërs (10,1-19)
|
David neemt Jeruzalem in (11,1-9)
helden van
David (11,10-49)
David's
aanhangers (12,1-22)
David brengt de ark
nog niet in (13,1-14)
20 kinderen van David (14,1-8)
David slaat de Filistijnen (14,9-17)
De ark naar Jeruzalem (15,1-29)
(Ps.95,
96)
dankoffer bij
ark (16,1-43)
wil
tempel bouwen, gebed (17,1-27)
Davids overwinningen
(18,1-17)
|
← de
Krethi en de Plethi |
|
|
Ammonieten en Syriërs (19,1-19)
|
(Ps 51)
Bathseba, dood van Uria (11,1-27) |
schreef een brief aan Joab |
|
door Nathan
bestraft,
berouw David (12,1-23) |
|
|
Geboorte van Salomo (12,24-25) |
← de Heere noemde hem Jedid-Jah
|
|
De inname van de stad Rabba (12,26-31) |
Rabba, wint van Filistijnen (20,1-8) |
Amnon
en Thamar
(13,1-33)
De vlucht van Absalom
(13,34-39)
terugkeer mooie Absalom Jeruzalem (14,1-33)
opstand van Absalom (15,1-12)
(Ps 3) David vlucht over de
Kidron (15,13-37)
Ziba,
Simeï vervloekt David (16,1-14)
Absalom in Jeruzalem (16,15-23)
De raad van
Achitofel verworpen
(17,1-14)
Husai waarschuwt David (17,15-29)
Nederlaag en dood van Absalom (18,1-32)
David rouwt over Absalom (18,33-19,7)
terugkeer David naar Jeruzalem (19,8-15)
David straft Simeïniet (19,16-23)
David ontmoet Mefiboseth (19,24-30)
Afscheid van Barzillai
(19,31-43)
Opstand Seba;
dood van Amasa (20,1-22)
Davids beambten (20,23-26)
Gibeonieten wreken zich op Saul (21,1-14)
Overwinning op de Filistijnen (21,15-22)
(Ps 18) Danklied
van David
(22,1-51) |
← de wijze Thekoietische
← David
bad op de
olijfberg |
← David bij Sobi,
Nahas
← Ariël
↓
Merib-baal
← oom van Mefiboseth
← over de
Jordaan
← Belialsman
eerste beschrijving van
←
'kruis'-dood van Israëlieten
← Gad |
laatste
woorden
Davids 30
helden (23,1-39) |
|
↓ satan porde
David |
De
zonde van de volkstelling (24,1-25) |
volkstelling,
pest, zijn offer (21,1-30) |
Gods toorn
porde David ↑ |
1 Kronieken |
1 en 2 Koningen is 1 boek, het 4e profetische
boek in de Tenach
1 en 2 Kronieken is 1 boek, het laatste boek der geschriften in de Tenach |
2 Samuël |
satan porde
David ↓ |
1 Kronieken |
De
zonde van de volkstelling (24,1-25) |
zottelijk, ... pest, zijn offer (21,1-30) |
Gods toorn porde David ↑ |
1
Koningen |
voorbereidingen tempelbouw (22,1-19)
|
Salomo gezalfd door
Zadok (1,1-53)
Nathan was erbij |
Salomo koning , Levieten (23,1-19)
priesters in 24
klassen
(24,1-31)
telling en
verdeling zangers (25,1-31)
taken van Levieten (26,1-32)
krijgsoversten en beambten (27,1-34)
orders en tempel-bestek (28,1-21) |
(Ps 13) laatste bevelen + dood (2,1-11) |
dankgebed en dood David (29,1-30) |
Uw, o HEERE, is de grootheid,
en de macht, en de heerlijkheid, en de overwinning,
en de majesteit; want alles, wat in den hemel en op aarde is,
is Uw: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk,
en Gij hebt U verhoogd tot een Hoofd boven alles.
|
Psalm 117 = de kortste, 119 de langste,
Psalmvers 118:8
is de kern van de Bijbel
het eerste boek der geschriften in de Tenach |
|
5 Psalm boeken: |
|
1.:
1-41 | 2.: 42-72 | 3.: 73-89 | 4.: 90-106
| 5.: 107-150 |
|
Leergedichten: |
|
Psalm 1, 49, 73,
78,
86 en
119 een
onderwijzing van/voor
Asaf
en Etan |
|
Koningspsalmen: |
|
Psalm 2,
18,
,
20,
, 21,
45,
72,
93, 96 en
110 |
|
Boetepsalmen: |
|
Psalm 6,
32,
38,
51,
102, 130 en
143 |
|
Gedichtpsalmen: |
|
Psalm 25,
34,
37, 111,
112,
119 en
145, van
Aleph
tot Thau
-|-
Gebeden |
|
Klaagzangen: |
|
Psalm 7,
13,
17, 22,
31, 35,
38,
42,
43, 44,
60, 73,
74, 78 en
80 |
|
Lofpsalmen: |
|
Psalm 8, 9,
19, 46,
47, 100,
103, 104,
113, 114,
115,
116,
117, 118 en
150 |
|
Halal
psalmen: |
|
Psalm 115,
116,
117 en 118 |
↑
|
op de
Hammaaloth: |
|
Kleine psalmen:
120 t/m 134 |
voor de
opperzangmeester |
op de Neginoth: |
|
Psalm 4; 6;
54; 55;
61; 67;
76 en Habakuk 3 |
'Sela'
is een rustpunt |
op de
Scheminith: |
|
Psalm 6 en 12 |
in Salem
is Zijn
hut |
op
de
Sjigjonoth: |
|
Psalm 7 en Habakuk 3 |
Psalmen
in het NT |
op de Schoschannim: |
|
Psalm 45; 60; 69; 80 |
|
|
Al-tascheth: |
|
Psalm 57, 58, 59 en 75 | een 'gouden kleinood': Psalm 16, 56, 57,
58, 59 en 60 |
|
Messiaanse: |
|
Psalm 2,
8,
16, 22,
27,
34,
35,
40,
41, 45,
68,
69,
78, 80,
91,
109,
110 en
118 |
|
|
|
1 Koningen 1- 11 + 2 Kronieken 1- 9
1 en 2 Koningen is 1 boek, het 4e profetische
boek in de Tenach
1 en 2 Kronieken is 1 boek, het laatste boek der geschriften in de Tenach |
Salomo bouwt de
1e tempel voor de Naam
des Heeren op de berg
Moria
met 183.300
mannen + lieden van Hiram in
7 jaar, 480 jaar na de uittocht
Voorheen had God enkel gewandeld in een tent
666 st. goud |
1
Koningen |
1 Kronieken |
Adonia greep
het koningschap (1,1-53) |
10e
David (4e Bathseba) |
Salomo gezalfd door
Zadok (1,16-53)
Davids laatste bevelen + dood (2,1-11)
Adonia en Simeï gestraft (2,11-46)
verstandig hart te
Gibeon (3,1-28)
huwelijk
1e rechtspraak (3,16-28)
grootheid en wijsheid Salomo (4,1-34)
Verbond Hiram, voorbereiding (5,1-18)
tempelbouw (6,1-38)
bouw paleis, afbouw tempel (7,1-51)
Inwijding
van de tempel (8,1-15)
Gebed van Salomo (8,16-66)
God verschijnt in Zijn
offerhuis (9,1-10)
aan Hiram 20 steden (9,10-28)
koningin van
Scheba (10,1-10) |
Salomo koning, Levieten (23,1-19)
dankgebed, dood David (29,1-30)
2 Kronieken
Salomo bidt om wijsheid (1,1-17)
voorbereiding tempel (2,1-18)
tempelbouw op
Moria
(3,1-17)
voorwerpen in de tempel (4,1-22)
ark in de tempel gebracht (5,1-14)
Inwijding van de tempel (6,1-11)
Gebed van Salomo (6,11-42)
Vuur, de HEERE verschijnt (7,1-22)
voorspoed onder Salomo (8,1-18)
koningin van
Scheba (9,1-12) |
vrouwen en afgoderij (11,1-13) |
|
vijanden en dood Salomo (11,14-43) |
rijkdom en dood Salomo (9,13-31) |
Grenzen van het (beloofde) land
Scheuring van het rijk begon doordat Salomo
afgoden toeliet
van zijn 1000 vrouwen die de eenheid verzwakten (tegen de wet) |
|
|
↑
40 jaar
↓ |
1. Salomo koning |
4. grootheid en
wijsheid
Salomo |
|
10. koningin van
Scheba |
|
11. vrouwen, afgoderij, vijanden
en dood van Salom |
|
926-722 v.C.
Israël
noordelijke rijk; hoofdstad:
Sichem
19 koningen
(9 geslachten) en 9 profeten in een periode van 204 jaar |
|
1 Koningen 11- 22
1 en 2 Koningen is 1 boek,
het 4e profetische boek in de Tenach |
Jerobeam door Ahïa koninkrijk toegezegd (11,26-40)
Jerobeam vlood in Egypte, tot Sisak (11,40-41)
Dood van Salomo (11,42-43)
Gans Israëls verzoekt verlichting van lasten (12,1-19)
Jerobeam 1e koning van noordelijke Israël (12,20-24)
Afgoderij Jerobeam (12,25-33) |
2 gouden
kalveren, priesters niet uit Levi
de zonde van bijna
alle koningen tot Josia |
bestraft door Judese profeet en wonderteken (13,1-10)
Dood van profeet door leeuw te Beth-El
(13,11-34) |
Graf ± 350 jaar later gevonden door Josia (2 Kon.
23:17) |
Ahïa voorzegt ondergang van Jerobeam
(14,1-20)
|
enorme
Abiam |
Baësa koning (15,25-34)
Jehu profeteert tegen het huis van Baësa (16,1-7)
Ela, Zimri, Omri en Achab koning (16,8-34) |
Eliaaan beek
Krith voor aan de Jordaan (17,1-8)
bij weduwe te
Zarfath (Sarepta) (17,9-24)
slachtte 850
Baal profeten bij de beek Kison (18,1-46)
Elia's vlucht en bij de Horeb (Sinaï)
Elisa (19,1-21) |
Achab Benhadad (20,1-43)
Achab en
Naboth een
Jizreëliet (21,1-16)
Achab veroordeeld door Elia (21,17-29) |
Achab vernederde zich, zo dat het kwaad
in de dagen zijns zoons over zijn huis werd gebracht. |
Micha Achab
Syrië met
Josafat (22,1-29)
Dood van Achab, Ahazia koning (22,30-54) |
|
22 jaar |
Jerobeam¹
Nebat, Salomo's knecht kreeg
10 stammen |
2 jaar |
|
24 jaar |
Baësa Ahia sloeg hele huis Jerobeam
Asa |
2 jaar |
Ela Baësa |
7 dagen |
Zimri knecht Ela
sloeg hele huis Baësa en pleegde
zelfmoord |
12 jaar |
|
22 jaar |
Achb
Omri diende Baäl van vrouw /
tovenares
Izebel |
2 jaar |
Ahazia¹ Achab was
krank en
wou Baäl benaderen |
|
2 Koningen 1,3,9- 17 | 2
Koningen 1- 8,13 |
het 4e profetische boek in de Tenach
(1 en 2 Koningen is 1 boek) |
Ahazia werd krank, Joram koning (1,1-18)
Joram en Josafat Moabieten (3,1-27)
Jehu gezalfd door jongen van Elisa (9,1-13)
Dood van Joram en Izébel (9,14-37)
Verdelging geslacht Achab (10,1-17)
profeten van Baäl uitgeroeid (10,18-33)
Jehu's dood (10,34-36)
Joahaz koning (13,1-9)
Joas koning, doodde Amazia (13,10-13)
Dood van Elïsa (13,14-21)
overwinning Joahaz op Syriërs (13,22-25)
Hosea, Amos, Jerobeam² (14,23-29)
Zacharïa, Sallum, Menahem (15,8-22)
Pekahia en Pekah koning (15,23-31)
enorme
Achaz
(16,5-7)
Hoséa, laatste koning Israël (17,1-5)
Elia Samaria ingenomen
(17,6-23)
vreemde volken in het land (17,24-41) |
|
het 4e profetische boek in de Tenach
(1 en 2 Koningen is 1 boek) |
Elia
bad voor 3½ jaar
1
Koningen 17 |
geen dauw of regen, aan beek Krith |
meel en olie der
weduwe, wekt zon |
dat Gij God in Israël zijt en ik
Uw knecht |
toen
viel het vuur
op de
Karmel |
(18:1-46) |
slachtte
450
Baäl
profeten + 400 van
Asjera
bij de beek Kison |
bij
jeneverboom, naar
Horeb en
Elisa (19,1-21) |
Achab op
Naboth veroordeeld door Elia (21,17-29) |
2 Koningen |
3x vuur
vertere u en uw 50 (1,10-18) |
door
Jordaan, met onweer
ten
hemel (2,1-13) |
Elisa
volgt Elia op, door Jordaan (2,14-19)
waterwel Jericho
gezond gemaakt (2,19-22)
jongens schelden Elisa bij Beth-El
(2,22-25)
Elisa bij Josafat, water in de gracht (3,11-17)
olie der weduwe, redt 2 zonen (4,1-7)
in Sunem
bij d
Sunamietische
(4,8-37)
dood in de pot, wonderbare spijziging (4,38-44)
Naäman
genezen in de
Jordaan (5,1-19)
Géhazi
met melaatsheid gestraft (5,20-27)
profetenzonen, ijzer
zwom
in Jordaan (6,1-7)
Syriërs met
blindheid geslagen (6,8-22)
Syrische benden weg, koning valt aan (6,23-24)
grote honger in Samaria (6,25-33)
wonderbare redding van Samaria
(7,1-20)
Sunamietische krijgt dingen terug (8,1-6)
Elisa te Damaskus (8,7-8)
Profetie over Benhadad
(8,9-14)
Hazaël koning van Syrië (8,15)
Jehu gezalfd door jongen van Elisa (9,1-13)
|
Elia schreef aan
Joram; Gij zult
krank zijn |
de pijl van verlossing van de Syriërs (13,15-20) |
ze wierpen een man in Elisa's graf, |
deze wrd
levend (13,21-22) |
|
|
12 jaar |
Joram¹
Achab Josafat
tegen Moab Syrië was ook krank |
28 jaar |
Jehu ruimde
Baäl en doodt
Ahazia² |
17 jaar |
Joahaz¹ Jehu
Syrië |
16 jaar |
Joas² Joahaz
Syrië
Juda en doodt
Amazia |
41 jaar |
Jerobeam² Joas
Pul voerde
oostelijke
deel weg |
½ jaar |
Zacharia
Jerobeam²
↑ Aardbeving |
1 maand |
Sallum doodt Zacharia |
|
|
|
Assyrische
heerschappij
over Israël,
niet over Juda
|
10 jaar |
Menahem doodt Sallum |
2 jaar |
Pekahia Menahem
|
20 jaar |
Pekah doodt Pekahia
Rezin en
enorme
Achaz |
9 jaar |
Hose
doodt Pekah, scheidbrief van Israël,
Juda nog getrouwd
|
722 v.C. |
Einde Israël, wegvoering door
Assyriërs onder koning
Salmaneser V |
vreemden uit
Hamath, Babel
en van Chuta, Arpad en Sefarvaim
en van Hena en Ivva
in de steden van Samaria zo zond de HEERE leeuwen |
|
926-586 v.C.
Juda
zuidelijke rijk; hoofdstad: Jeruzalem
20 koningen (1 geslacht), 1 koningin en
17 profeten,1 profetes in
340 jaar |
|
1 Koningen 12- 15,22 + 2 Kronieken 10- 20
1 en 2 Koningen is 1 boek, het 4e profetische
boek in de Tenach
1 en 2 Kronieken is 1 boek, het laatste boek der geschriften |
verzwaarde het zware juk (12,1-23)
mocht niet
Israël
(12,24-33)
Afgoderij Rehabeam (14,21-31)
Abïam koning (15,1-8)
Iddo, Asa koning (15,9-24)
verbrandt afgoden aan de
Kidron
verbond met Benhadad
Micha I, Josafat koning (22,41-51)
met Achab Syrië
Moab en de Ammonieten
Israël verstrooid, zonder
Herder
|
Gans Israël vroeg verlichting (10,1-19)
Regering van Rehabeam (11,1-23)
Sisak
verslaat Rehabeam (12,1-14)
Semaja, einde Rehabeam (12,15-16)
Abia en Asa koning (13,1-14,7)
enorme
Jerobeam
Overwinning op de Moren (14,8-15)
Profetie van Azaria (15,1-7)
De hervormingen van Asa (15,8-19)
Asa vraagt hulp van Syrië (16,1-14)
hervormingen van
Josafat (17,1-19)
verbond Josafat met Achab (18,1-27)
bestraft, herstelt rechtspraak (19,1-11)
gebed van Josafat in nood (20,1-19)
De overwinning dankzij God (20,20-37) |
|
17 jaar |
Rehabeam Salomo hield Benjamin en
Juda
+Simeon |
3 jaar |
Abiam (Abia)
Rehabeam,
enorme
Jerobeam |
41 jaar |
As
Abiam
Zerah en
Baësa |
25 jaar |
Josaft
Asa bestraft door
Jehu Moab |
|
2 Koningen 3,8,11- 20 + 2 Kronieken 21- 32 |
8 jaar |
Joram² (Jehoram)
Josafat doodde zijn broers
Edomieten |
1 jaar |
Ahazia² (22
of 42) Joram,
schoon Achab
gedood door
Jehu |
6 jaar |
Athalia, moeder van Ahazia handelde goddeloos |
40 jaar |
Jos¹
Ahazia 7 jaar
diende
afgoden, gedood
door zijn knechten |
29 jaar |
Amazi Joas
gedood door
Joas² |
52 jaar |
Azari
(Uzzia) Amazia,
Filistijnen |
|
|
Pul
voerde het
oostelijke
deel weg
de grote aardbeving |
16 jaar |
Jothm Azaria
kinderen Ammons,
eerste x Joden |
16 jaar |
Achz
Jotham enorme
Pekah
en
Rezin |
29 jaar |
Hizki
(Jehizkia) Achaz
+15 jr
gaf weelde te zien aan Babel
|
722 v.C. |
Einde Israël Jeruzalem
belegerd
engel
sloeg
185.000 Assyriërs |
|
2 Koningen 21- 25 + 2 Kronieken 33- 36 |
2 Kon. 3,8-20 + 2 Kro. 21-32 |
Joram en Josafat Moabieten (3,1-27) |
Joram koning,
zottelijk (21,1-17) |
in 2 Kon. 2:11 >7 jaar eerder |
Jehoram koning (8,16-24) |
Elia
schreef; Gij zult
krank zijnvoer Elia ten
hemel |
Ahazia koning (8,25-29) |
Ahazia koning (22,1-9) |
|
Athalia doodt bijna het
geslacht
(11,1) |
Athalia, Joas en
Jojada (22,10-12) |
|
Athalia gedood (11,16-21)
Joas koning, verwijdert beelden (12,1-3)
De tempel Jeruzalem hersteld (12,4-16)
Aanval van Hazaël afgewend (12,17-20)
gedood door zijn knechten (12,20-21)
Amazia koning (14,1-22)
Hosea en Amos
Azaria (Uzzia) koning (15,1-7)
Werd melaats,
hij
rookte in de tempel
Jotham koning (15,32-38)
zonnewijzer Achaz
koning (16,1-2)
Pekah
en Rezin
(16,3-7)
met Tiglath-pilezer
Rezin (16,8-12)
|
Joas koning uitgeroepen (23,1-21)
Joas koning (24,1-4)
herstel van de tempel (24,5-16)
Joas valt in afgoderij (24,17-27)
Syrië, doden de vorsten
Amazia koning (25,1-10)
overwinning Edom (25,11-28)
Uzzia koning (26,1-5)
Filistijnen,
werd
groot (26,6-15)
melaats (26,6-23)
Jotham koning, Ammons (27,1-9)
Achaz koning (28,1-27)
enorme
Pekah (28,5-12) |
Hebreeuws:
Jozua,
/ Yeshua
Latijn en Grieks: Jezus |
Jesaja profeet
afgehouwen stronk (6,1-13)
Jesaja bij Achaz (7,1-25)
satans zondeval (14,1-32)
|
kopieerde altaar Assyrië (16,13-20) |
de HEERE
vernederde Juda |
|
Filistijnen, Hizkïa koning (18,1-12) |
hervormingen van Hizkia (29,1-36) |
←
Kidron |
verbrijzelde de koperen
slang
Rabsake
hoont Juda in het
Joods |
Hizkia viert
pascha (30,1-27)
regelt de dienst Levieten (31,1-21) |
Sebnaen
Eljakim
(22,15)
ze wilden naar Egypte (30,1-8) |
|
|
|
|
Sanherib belegert Jeruzalem (18,13-37)
Hizkïa bidt en wordt verhoord (19,1-5)
Profetie van Jesaja (19,6-34)
Bevrijding van Jeruzalem (19,35-37)
Ziekte en
genezing van Hizkïa (20,1-11)
Gezanten van Babel (20,12-21)
Bouwde de
watergang |
Jeruzalem belegert (32,1-23)
want
met ons is [er] meer
Sanherib stierf in huis van Nisroch
1 engel
sloeg 185.000 Assyriërs |
Sanherib dreigt (36,1-22)
heerlijkheid volk (37,1-20)
2e profetie Jesaja (37,21-35)
|
Ziekte,
voorspoed en
dood van Hizkia (32,24-33) |
genezing Hizkïa (38,1-22)
gezantschap
Babel (39,1-8)
|
Mannen van Hizkïa schreven
ook Spreuken uit |
Manasse 12
jaar en koning |
↑↓ ± 200 jaar |
gaf acht op vogelgeschrei |
Kores, werktuig Gods (45,1-25)
|
|
↑↓ ± 535 jaar |
Lijden en verhoging van de Knecht des HEEREN (52,12-53,12)
|
|
Einde
Assyrische
heerschappij |
55 jaar |
Mansse
Hizkia
12 jaar deed
gruwelen |
2 jaar |
Amon Manasse door knechten gedood |
|
31 jaar |
Josi
Amon 8 jaar
grootste
Pascha
ooit! |
Egyptische
heerschappij |
609 v.C. |
|
3 maand |
|
Babylonische
heerschappij
over Juda
de diaspora |
11 jaar |
Jojakim
Josia (voorheen Eljakim)
Babel |
3 maand |
Jojachin Jojakim, 8 (of
18) jaar Babel |
|
598 v.C. |
Daniël en
Jojachin door
Nebukadnezar naar
Sinear
in balling
|
11 jaar |
Zedekia (Mattanja)
Josia |
|
|
Daniël legt
1e droom uit en 3 jongens in de oven
het 9e boek
der geschriften
in de Tenach |
aan het Babylonische
hof (1,1-21)
beeld in droom NebukadNezar
(2,1-49)
gouden beeld in het dal Dura (3,1-13)
de 4 in brandende oven (3,14-30)
|
een zeer gewenste
prins
verstand in dromen
10x wijzer en
rechtvaardig |
2e droom Nebukadnezar (4,1-29)
Daniël en de koning
zagen een
engel
grootspraak Nebukadnezar (4,30-36)
erkenning na 7
tijden (4,37) |
|
|
|
wandschrift bij BélSazar
(5,1-30) |
Daniël
Hananja
Misael
Azarja |
→ |
BelTsazarSadrach
Mesach
Abed-nego |
in de leeuwenkuil bij Darius
(6,1-29)
het gezicht van de 4 dieren (7,1-24)
tijd, tijden en een halve tijd (7,25-28)
|
de
Oude van dagen ↑
in burg Susan ↓
in
Elam aan de
Ulai |
gezicht van
ram en
bok (8,1-27) |
Daniël merkte op uit
Jeremia (9,1-2) |
BelTsazar was
overste der tovenaars |
Gebed van Daniël +
Gabriël (9,3-23)
70 jaar-weken (9,24-26)
laatste halve
jaar-week (9:27)
toekomst
van het volk (10,1-13) |
Bel
was
god van Babel
Nebo was hun 2e god |
bemoedig, strijdt vorsten (10,14-21)
zuiden
vs het noorden (11,1-9)
noorden vs het zuiden (11,10-45) |
NebukadRezar was een
knecht des Heeren |
Michaël
staat op,vele ontwaken (12,1-4)
einde van
wondere dingen (12,5-11)
gruwel der verwoesting (12,12-13) |
|
Einde VerbondsArk, tempel verwoest vandaar
Jeremia's
Klaagliederen |
586 v.C. |
Einde Juda | Babylonische
ballingschap
verbanning
Klaagliederen van Jeremia |
het 6e boek der Geschriften in de Tenach |
Ook wel 'de wenende profeet' genoemd
maakte ook een klaaglied over Josia
Gescheven in
acrostichon vorm |
Jeruzalem klaagt en smeekt om hulp (geen trooster)
(1,1-22)
verwoesting van Juda en Jeruzalem (2,1-22)
Groot is Uw trouw ↓ Lijden
en hoop (3,1-21)
Uw goedertierenheden zijn allen morgen nieuw (3,22)
Het is goed dat men een juk in de jeugd draagt
(3,27)
Gaat niet uit Gods mond het kwade en het goede? (3,38)
bekering, vloek en spot (3,44-66)
Klaaglied over het lot van het Joodse volk (4,1-22)
Gebed van het volk om genade en hulp (5,1-22) |
van
Aleph tot Thau
|
|
|
Daniël legt
2e droom uit en het wandschrift feest
Bélsazar |
Perzische
heerschappij
Palestina
vrij |
539 v.C. |
Ezra 1- 10
Kores de Perziaan |
|
Kores zei: de
HEERE heeft mij bevolen
Hem
een huis te bouwen
|
559-530 |
Cyrus II, gezalfde
Cores /
Kores de
Perziaan,
stichter Perzische
rijk |
|
Cambyses II,
Cyrus II (niet in de Bijbel)
Smerdis, Cyrus II, werd vermoord (niet in de Bijbel) |
521-486 |
Darius I
(de Grote,
de Meder),
Daniël, Ezrain burcht
Susan
|
485-465 |
Xerxes I (Ahasveros)
in Esther, zijn 1e vrouw was
Vasthi |
465-424 |
Artaxerxes I (Arthahsasta),
Ezra en Nehemia |
|
Sogdianus, Artaxerxes I (niet in de Bijbel) |
423-404 |
Darius II (de
Perziaan), Nehemia |
|
Nog 4 heersers tot Alexander de Grote |
|
537 v.C. |
Zerubbabel klein
Jojakim leidt terugkeer van
Israël |
|
Daniël in
leeuwenkuil bij
Darius |
513 v.C. |
Ezra bouwt de tempel af en eindigt
vermenging |
|
Esther 1- 10 Hadassa in
Perzië,
vrouw van Ahasveros |
|
neef
Mordechai, bijna genocide Israël door
Haman |
|
445 v.C. |
Nehemia 1- 13
Hattirsatha herbouwt Jeruzalem |
Einde
Septuaginta / |
|
het 19e profetische boek in de Tenach |
Opschrift te
Susan,
Jakob liefgehad (1,1-2)
Ezau gehaat, Israëls ondankbaarheid (1,3-5)
Bestraffing vanwege onheilige offers (1,6-14)
Strafprediking tegen de priesters (2,1-9)
Volkszonden (2,10-17)
Profetie over Johannes (de doper) en
Christus (3,1-5)
Zegen na bekering tot de (3,6-12)
|
Want Ik, de HEERE, word niet
veranderd
Maleachi 3:10
Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal de vensteren
des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen schuren genoeg wezen zullen |
Troost in aanvechting, Gods eigendom (3,13-18) |
Alsdan spreken, die den HEERE
vrezen,
een ieder tot zijn naaste:
De HEERE merkt er toch op en hoort,
en er is een
gedenkboek voor Zijn aangezicht
geschreven voor degenen, die den HEERE vrezen,
en voor degenen, die aan Zijn Naam gedenken.. |
Verschijning van de Zon der gerechtigheid (4,1-3)
Elia komt voor die vreselijke
dag des Heeren
(4,5-6) |
|
Tenach
|
|
|
|
Griekse
heerschappij
Hellenisme |
333 v.C. |
Alexander de Grote verovert het gebied,
na zijn dood wordt Palestina toegewezen aan de
Ptolemaeën |
198 v.C. |
de macht van de Ptolemeërs wordt gebroken,
waarop Seleuciden
uit Syrië Palestina veroveren, Antiochos ontwijdt de tempel |
160 v.C. |
Judas
Makkabeüs slaat de Seleuciden, deze Joodse1
Makkabeeën |
|
vrijheidsstrijd wordt in 2
apocriefen beschreven2
Makkabeeën |
Romeinse
heerschappij |
63 v.C. |
Pompejus neemt Jeruzalem in |
37 v.C. |
Herodes
de
Grote bestuurd Judea / Augustus keizer
te Rome
|
|
5 v.C. |
Johannes de doper
Zacharias de priester en
6 maanden later |
|
de Beloofde God en de
begenadigde maagd Maria |
|
De Beloofde: Profetieën over de
Messias en de vervulling door
Jezus |
Mozes: |
En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze
vrouw
een ster voortkomend uit Jakob, de
schepter zal van Juda niet wijken |
Mozes: |
Een Profeet zal Ik hun verwekken als
u
|
Nathan: |
Ik uw nakomeling, doen opstaan en zal Zijn koningschap bevestigen |
David: |
Ps 40,Toen zei Ik: Zie, Ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven
Ps 132,Van de vrucht uws buiks zal Ik op uw troon zetten |
Jesaja: |
Jes:49, 53, als een lam, 54:
uw Maker is uw Man |
Jeremia: |
zal Ik in David, de
SPRUIT, uw Koning
een Heiland zal u komen |
Micha 5: |
En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij
voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens
uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. |
Messiaansepsalmen:
Psalm 2,
8,
16, 22,
27,
34,
34,
40,
41, 68,
69,
78, 80,
91,
109,
110 en
118 |
Zijn leven en moeten lijden: |
Mozes: |
over Pascha houden: daaraan geen
been breken
|
David: |
mensenroede en met plagen der mensenkinderen
straffen |
Jes.53:3 |
Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen,
een Man van smarten, en verzocht in krankheid;
en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem;
Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. |
Zijn opstanding: |
David:
Paulus:
|
Ps 16; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige verderving ziet
Rom.1; Die krachtelijk bewezen is te zijn de Zoon van God, naar de Geest der
heiligmaking, uit de opstanding der doden
|
|
4 v.C. |
Antipas bestuurd
Galilea en Perea / Archelaüs bestuurt
Judea |
|
|
14 / 26 |
Tiberius keizer te Rome
/ Pilatus stadhouder van
Judea |
29 |
De stem des roependen in de woestijn
Heer Jezus woonde te
Kapernaum en had
halfbroers en zussen |
|
Terechtstelling
Johannes de doper door Antipas (einde
wet)
Jesaja 40: |
|
Een stem roepende in de woestijn: Bereidt de weg des HEEREN! |
Maleachi 3: |
|
Ziet, Ik zend Mijn engel, die voor Mijn aangezicht |
Mattheüs 11:
Mattheüs 17: |
|
zo gij het wilt aannemen, hij is
Elias
die komen zou
en alles weder oprichten |
Johannes 1: |
|
vraagden hem: Wat dan? Zijt gij
Elias ? En hij zeide:
Ik ben die niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen. |
Marcus 9: |
|
Maar Ik zeg u, dat ook Elias gekomen is
|
Lukas 1: |
|
En hij zal voor Hem heengaan, in de geest en de kracht van Elias |
Lukas 3:5: |
|
Alle dal zal gevuld worden, ... en de oneffen tot effen wegen.
En alle vlees zal de
zaligheid Gods
zien.
En de bijl ligt ook alrede aan den wortel der bomen; die geen goede
vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen, en in het vuur geworpen.
Ik doop u wel met water; maar Hij komt, Die sterker is dan ik,
Deze zal u dopen met den Heiligen Geest en met vuur;
Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren,
nog vele andere dingen vermanende, verkondigde het
Evangelie. |
zeggende: |
|
Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
allen uit het
Joodse land en die van Jeruzalem
kwamen en werden van hem
gedoopt in de Jordaan |
Lukas 7: |
|
behalve de Farizeën
en de wetgeleerden |
|
|
de grootste
profeet
begreep; |
Johannes 3: |
|
Hij moet wassen, maar ik minder (klein)
worden |
|
|
|
Paulus:
Hand 13:
Hand 19: |
|
Van het zaad dezes heeft God Israël,
naar de belofte, verwekt den Zaligmaker Jezus;
Als Johannes eerst al den volke Israëls voor Zijn aankomst, gepredikt had den
doop der bekering. Doch als Johannes den loop vervulde,
zeide hij: Wien meent gijlieden, dat ik ben?
Ik ben de Christus niet; maar ziet, Hij komt na mij,
Wien ik niet waardig ben de schoenen Zijner voeten te ontbinden.
Johannes heeft wel gedoopt den doop der bekering, zeggende tot het volk, dat zij geloven zouden in Dengene, Die na hem kwam, dat is, in Christus Jezus.
|
|
Evangelieën
|
|
↑
50 dagen
↓ |
Handelingen 3 dagen na
kruisdood is Jezus
opgestaan,
40 dagen |
gezien aan 500
van God te voren verkoren, toen
opgenomen |
|
2.
Uitstorting van
heiligen
Geest, Vader 's
belofte |
|
3. kreupele
(>40j.)
genezen
|
|
4. voor het
Sanhedrin
en
gezamenlijk
gebed |
|
5.
Ananias,
wonderen
apostelen, uit gevang geleidt |
|
6.
7 diakenen, rede
Stefanus
gestenigd, toen
verstrooiing |
|
8.
tovenaar Simon en
Filippus in
Samaria bij de kamerling
|
|
Saulus
gegrepen onderweg naar Damascus (hoofdstad
Syrië) |
3 jaar |
9.
naar Arabië
en weer naar
Damascus
Saulus
/ Paulus Jood uit
Tarsen (Cilicië,
het huidige Tarsus, Turkije)
tentenmaker, verzorgde zijn eigen kost
geboren Hebreër
uit de stam van Benjamin en
Farizeër
door Gamaliël
(Joodse wetgeleerde, leraar der wet)
onderwezen |
Had welbehagen aan
Stefanus dood en
verwoestte de
Gemeente Gods
die een gods lasteraar was, en een vervolger, en een
verdrukker
in overtuiging
dat het
goed was, heeft Christus Jezus als
laatste gezien |
van Jeruzalem ↔ Damaskus = 200 km |
in het Jodendom verder gevorderd dan leeftijdgenoten,
slecht in
spreken en zei: de nood is mij
opgelegd en
wee mij,
indien ik het Evangelie niet
verkondig! |
Om de volkeren ogen te openen,en
van de duisternis
van de macht des satans |
hen te bekeren
tot het licht, en
tot God. |
opdat zij door het geloof in
Zijn Naam |
vergeving der zonden ontvangen,en |
een erfdeel onder de geheiligden |
|
voor de
Joden een Jood, voor
degenen zonder de wet, als zijnde zonder de wet |
een
uitverkoren
vat (een
licht) voor
heidenen, koningen en kinderen Israëls
Barnabas
(Joses) bracht hem na die 14 jaar
te Antiochië (daar 1 jaar) |
aan Paulus was het
aan
Petrus [het |
Evangelie der voorhuid
toebetrouwd
Evangelie]
der besnijdenis |
1e |
uit de schoot
geroepen
apostel, voorbeeld
leraar van de heidenen
werkte
met ongewone
krachten
maar
voor
Paulus was Zijn genade
genoeg |
ontijdig
geboren Romeins
burger, deed
beroep op de keizer |
van de laatste apostelen,
uitdeler van de
verborgenheden Gods
Ef 3:2; de
bedeling der
genade Gods, die
mij gegeven is aan u
|
2e |
- tot verantwoording van het Evangelie gezet - |
Kol 1:25; Welker dienaar
ik geworden ben, naar de
bedeling van
God
die mij
gegeven is aan u, om te
vervullen het
Woord Gods |
1 Tim 1:15; Maar daarom is mij barmhartigheid bewezen,
opdat Jezus Christus in mij,
de voornaamste van de zondaars, al Zijn
geduld zou tonen,
tot een voorbeeld ''voor hen die later''
in Hem zouden geloven tot het eeuwige leven. |
|
|
|
15 dgn |
Jeruzalem en zag de Heere |
41 |
Agrippa
I bestuurd Galilea en Samaria /
Claudius keizer te Rome |
14 jaar |
In Tarsus door:
Syrië en Cilicië |
|
10.
Petrus bij
Cornelius en
heilige Geest op heidenen
te Cesarea |
1 jaar |
11. twist te Jeruzalem |
|
12.
Jakobus gedood door Agrippa I | Petrus
in/uit de gevangenis |
44 |
Jeruzalem
Herodes
Agrippa II
regeert de regio |
|
|
1e reis
± 2000 km |
13.
Antiochië(Syr.) Seleucië
Cyprus,
Pafos
Perge, Antiochië(Pis.) |
14. Ikonium,
Lystre, Derbe,
Lystre, Ikonium
|
uit Antiochië, een stad in
Pisidië
in Ikonium wilden ze Paulus al stenigen,
in Lystre hoorde een kreupele
Paulus en werd genezen
En zij noemden Barnabas Zeus
en Paulus Hermes
|
Later (Hfst.16) ontmoet Paulus hier
Timotheüs |
De Joden overreden de
schare en ze stenigden Paulus
sleepten hem buiten de stad menende dat hij dood was
↓ in Syrië
later in Antiochië, verbleef hij geen kleinen tijd |
Antiochië, Perge, Attalië
Antiochië(Syr.)
|
15.
door Fenicië en Samarië |
|
|
|
Jeruzalem
'Apostelconvent'
|
|
aan heidenen
i.o.m. de
Pilaren voor Paulus
en Barnabas |
|
|
2e reis
± 3700 km
1½ jaar
|
Antiochië(Syr.)
Syrië en Cilicië |
16.
Lystre,
Ikonium, Frygië,
Galatië,
Mysië,
Troas
Filippi (Macedonië) |
17.
Tessalonika,
Berea
Athene |
Hand.15:8 En God, de Kenner der harten,
heeft hun getuigenis gegeven,
hun gevende den heiligen Geest, gelijk als ook ons;
En heeft geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen,
gereinigd hebbende hun harten door het geloof.
Nu dan, wat verzoekt gij God,
om een juk op den hals der discipelen te leggen,
hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen?
Maar wij geloven,
door de genade van den Heere Jezus Christus,
zalig te worden, op zulke wijze als ook zij. |
Hand.15:14 hoe God eerst de
heidenen heeft
bezocht
om uit hen een volk aan te nemen door Zijn Naam |
En zij schreven
hen dit navolgende:
het heeft
heiligen Geest en ons goed gedacht,
ulieden geen meerderen last op te leggen dan deze
noodzakelijke dingen namelijk,
dat gij u onthoudt van; |
|
1.
2.
3.
4. |
hetgeen de afgoden geofferd
is
en van bloed
en van het verstikte
en van hoererij
|
van welke dingen, indien gij uzelf wacht, zo zult gij weldoen
Vaart wel. |
7 Brieven van Paulus in Handelingen:
volgorde brieven |
1
Thessalonicensen in Macedonië over
heiligmaking
afzenders, geadresseerden, groet (1,1-2)
dankzegging voor de
gemeente (1,3-10) |
Christus komt [van] uit de hemelen
[Hij is er nu in] |
Hij stond op [van] uit de doden,
[Hij lag in het
hart der aarde] |
Hij verlost [van] uit de toekomende toorn
[dus men is er nu in] |
Paulus' omgang met de gemeente
(2,1-13)
Dezelfde vervolging als in Judea (2,14-16)
Paulus' verlangen naar de gemeente (2,17-20)
goede berichten door
Timotheüs
(3,1-10)
Paulus' gebed voor de gemeente (3,11-13)
opwekking tot heilig leven (4,1-8)
opwekking tot onderlinge liefde (4,9-12)
|
opstanding bij Christus'
wederkomst
(4,13-18)
oproep
tot
waakzaamheid
(5,1-11) |
de apostelen verwachten in de Handelingen
en in hun leven de wederkomst van
Christus |
... den Heere
tegemoet, in de lucht |
opwekkingen tot geestelijk leven (5,12-22) |
|
01. Daarom vermaant elkander, en
02. sticht de een den anderen, gelijk gij ook doet.
03. erkent degenen, die onder u
arbeiden, en uw
voorstanders zijn in den Heere, en u vermanen
04. acht
hen zeer veel in liefde, om huns werks wil.
05. Zijt vreedzaam onder elkander.
06. vermaant de ongeregelden,
07. vertroost de kleinmoedigen,
08. ondersteunt de zwakken,
09. zijt lankmoedig jegens allen.
10. Ziet, dat niemand kwaad voor kwaad
iemand vergelde maar:
11. jaagt allen tijd
het goede na,
zo jegens elkander als jegens allen.
12. Verblijdt u te allen tijd.
13. Bidt zonder ophouden.
14. Dankt God in alles want;
dit is de wil van God in Christus
Jezus over u.
15. Blust den Geest niet uit.
16. Veracht de profetieën niet.
17. Beproeft alle dingen, behoudt het goede,
18. onthoudt u van allen schijn des kwaads. |
|
en de
God des vredes Zelf heilige u geheel en al |
groet en zegenbede (5,23-28) |
2
Thessalonicenzen, dank om hun
geloofsgroei
opschrift en groet (1,1-2)
standvastigheid in geloof
en liefde (1,3-4)
Gods rechtvaardig oordeel (1,5-6)
2e komst, de
openbaring
Heere Jezus met engelen (1,7-10)
|
Met vlammend vuur wraak doende over degenen,
die God niet kennen, en over degenen,
die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus
niet gehoorzaam zijn. |
dat God u waardig achte en waarom (1,11-12) |
dringend verzocht, met betrekking tot onze |
vereniging met Hem (2,1-2)
wankel niet, eerst de
afval (2,3-5)
de openbaring van de
antichrist
(2,6-12)
opwekking standvastigheid, onze schuld (2,13-17)
verzoek om voorbede (3,1-5)
vermaningen tegen
ongeregeld
leven (3,6-15)
groeten (3,16-18) |
|
18.
Korinthe
Kenchreeën Efeze
Cesarea
Paulus in Athene, 2e reis |
Epikureische en Stoische
wijsgeren streden met hem; en sommigen zeiden: Wat wil toch deze
klapper zeggen? Maar anderen zeiden: Hij schijnt een verkondiger
te zijn van vreemde goden
|
Paulus geest ontstoken, ziende, dat de stad zeer afgodisch was
(allen besteedden hun tijd niets anders dan nieuws te zeggen en te horen)
Een opschrift gevonden met: de ONBEKENDEN GOD
Dezen dan, Dien gij niet kennende dient, verkondig ik u (Areopagus) |
schreef hier Tessalonicensen,
daarvoor maar 3
weken geweest
Paulus wilde graag terug maar satan
belette dat |
Hand. 17:25: En wordt ook van mensenhanden niet gediend,
[als] iets behoevende, alzo Hij Zelf allen het leven, en den
adem,
en alle dingen geeft; Uit 1 mens heeft Hij de hele mensheid
gemaakt,
verspreid en voor elk volk heeft hij een tijdperk vastgesteld
en hij heeft de grenzen van hun woongebied bepaald
|
Opdat zij den Heere zouden
zoeken,
of zij Hem immers tasten en vinden mochten;
hoewel Hij niet verre
is van een iegelijk van ons.
Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij;
gelijk ook enigen van uw poëten gezegd hebben:
Want wij zijn ook Zijn geslacht. |
Paulus verbleef hier vele dagen |
Paulus in Korinthe, 2e reis |
in Achaje
kwam voor de rechterstoel; bij
Gallio |
ontmoette een Jood, Aquila
uit
Pontus
die van Italië gekomen was, en Priscilla, zijn vrouw,
(omdat Claudius bevolen had,
dat al de Joden uit Rome moesten) |
nadat Silas
en Timotheüs
uit Macedonië gekomen
waren bleven de Joden zich verzetten
Paulus in zwakheid, en in vreze, en in vele beving |
Paulus zei: Uw bloed zij op uw hoofd, ik ben rein;
vanaf nu zal ik naar de heidenen gaan
|
de Heere zeide: 'Zijt niet bevreesd, maar spreek!
want Ik heb veel volks in deze stad' |
schreef hier
Hebreeën |
onthield zich hier 18 maanden
gekomen in droefheid en
vernederd |
Misstanden bij het Avondmaal
e.a.d
(11,17-34) |
|
Hebreeën
(Abram's
zaad) over betere dingen (6:9)
1: beter Priesterschap
2: beter verbond
3: beter offer
4: beter blijvend goed (het Hemelse)
5: betere
Middelaar
6: betere hoop
7: betere verwachting
8: betere opstanding |
wie en waar
Christus (nu) is |
God heeft gesproken in Zoon
(1,1-3)
Christus overtreft
engelen (1,4-10)
aarde en hemelen vergaan God blijft! (1,11-14)
Christus
verzoent de zonden des volks (mens) (2,1-18) |
Jezus moest eerst de dood
smaken
(Ps
8:5) |
Christus overtreft
Mozes (3,1-6) |
Heden, indien gij Zijn stem hoort,
zo verhardt uw harten niet |
vermaning tegen ongeloof (3,7-19)
de 2e rust
(de
sabbatsrust)
die God geeft (4,1-9)
4x 'laat ons...' (10-15)
Christus
overtreft de hogepriesters (4,14-16)
Christus overtreft
Aäron (5,1-10) |
oefen! Geestelijke
onvolwassenheid (5,11-14)
doorgaan zonder
bekering, doop en oordeel (6,1-3)
vermaning tegen afval van het geloof (6,4-8)
vermaning tot standvastigheid gelijk Abraham (6,9-20) |
hogepriester
Melchizédek, bidt voor hen (7,1-25)
ons onnozel,
na de wet de Zoon die eeuwig is (7,26-28)
Christus,
Middelaar van een
beter
verbond (8,1-13)
onvolmaaktheid van offers
in het OT (9,1-10)
het volmaakte
Christus offer in NT (9,11-28)
met 1 offer heeft Hij hen, volmaakt (10,1-18)
vermaning tot
volharding in het geloof
(10,19-34)
|
Want zo wij willens zondigen,
nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben,
zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden |
kern van deze brief, nog een
korte tijd (10,35-38-39)
door het
geloof en zijn kracht, getuigen OT (11,1-38)
deze allen hebben de
belofte niet verkregen (11,39-40)
vermaning tot volharding,
voorbeeld: Christus (12,1-13)
Het nieuwe verbond beter dan het oude (12,14-29)
Vermaning,
voorgangers (13,1-14)
Lofoffer Gods; lippen die Zijn Naam belijden (13,15-22)
Timotheüs
was gevangen (13,23)
zegen en
groeten ook uit Italië
(13,24-55) |
Galaten
(land) over "geloof↔hoop↔liefde"
en uw naaste
opschrift en groet (1,1-3)
zegen uit de
tegenwoordige
boze anion (1,4-5)
onstandvastigheid der Galaten (1,6-9)
over
openbaring en Paulus'
apostelambt (1,10-24)
Paulus' ambt te Jeruzalem erkend (2,1-10)
berisping Petrus te
Antiochië (2,11-14)
door de wet voor de
wet gestorven
(2,15-21)
|
Ik ben met Christus
gekruisigd;
en
niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij;
en voor zover ik nu in het vlees leef,
leef ik door het geloof
van
de Zoon van God |
gerechtigheid niet uit
de wet uit
geloof (3,1-11)
zegen Abraham
door geloof in Christus (3,12-18) |
de beloftenissen tot
Abraham en zijn zaad;
hetwelk is Christus. |
doel der Wet door het geloof "van
..." (3,19-29)
erfgenaam kind, onder voogden/verzorgers (4,1-11)
het
Evangelie maakt vrij van de wet (4,3-11)
Abba, Vader↑ dringende
bede,
(4,12-19)
Hagar
en Sara, voorbeeld van 2 verbonden
(4,20-31)
het recht gebruik der
Christelijke
vrijheid (5,1-15) |
In Christus?
dan is er genade! (5:4) |
het
vlees o.a.
hoererij en
venijngeving (5,16-21)
9 voudige vrucht van de Geest (5,22-26)
laat ons ... vermaning tot
broederlijke liefde
(6,1-6)
wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien (6,7-11)
Besnijden voor [hun] eigen roem (6,11-14)
Christus' kruis onze enige roem! (6,14-18) |
Groet: De
genade
van onzen
Heere Jezus Christus zij met uw geest |
|
|
|
54 |
18.
Jeruzalem
Nero keizer te
Rome |
|
|
3 jaar
3e reis
± 4500 km
|
naar
Syrië, Galatië en
Frygië,
(Apollos
in Efeze en Korinthe)
19. Klein Azië,
Efeze
|
1
Korinthiërs,
tempel Gods, Waakt! en de
toekomst
opschrift,
geadresseerden, dankzegging (1,1-9)
waarschuwing tegen verdeeldheid (1,10-16)
wijsheid van God vs die der
wereld (1,17-31)
aard van Paulus'
prediking
te Korinthe (2,1-6)
wijsheid God's vs die
'der wereld'
(2,7-16)
Vermning
en tegen verdeeldheid (3,1-8)
Christus het
fondament des heils (3,9-23)
Waarschuwing tegen
hoogmoed (4,1-21)
zedeloosheid in de gemeente (5,1-13) |
Paulus had al
minstens 1 brief
geschreven
Had Titus
gestuurd met deze brief, met vreze |
Rechtszaken tussen
broeders (6,1-11)
Waarschuwing tegen
ontucht (6,12-20) |
En God heeft ook den Heere opgewekt,
en zal ons opwekken
door Zijn kracht. |
ieder heeft zijn
gave(n),
over het huwelijk (7,1-28)
aanstaande nood, nog een
korte
tijd (7,29-40)
over eten van offervlees, wie
God erkent ... (8,1-13)
rechten
en
zelfverloochening en de
loopbaan (9,1-27)
Israël als waarschuwend
voorbeeld (10,1-12)
Avondmaal des Heeren of der
duivelen (10,13-22)
Alle dingen, de Christelijke vrijheid (10,23-31)
Joden, Grieken en
Gemeente Gods (10,32-33)
vrouwen
in de gemeente (11,1-16)
Misstanden bij het Avondmaal
e.a.d
(11,17-34)
Vele
gaven, 1 Geest gelijk 1 lichaam (12,1-11)
Vele leden, één
lichaam,
leraars (12,12-31)
Uitnemendheid der liefde (13,1-13)
Waakt! gave
der profetie en
der talen (14,1-25)
vrouwen en
orde in de gemeente (14,26-40)
|
opstanding-
'van Christus' + 'van doden' (15,1-19)
Christus = Eersteling
opstanding-orde
(15,20-41)
1e mens
Adam
vs. de laatste Adam
(15,42-49) |
Uitzicht op de
overwinning/het einde (15,50-58)
collecte armen Christenen in Jeruzalem (16,1-3)
plannen en aanbevelingen (16,4-19)
Mara-natha en
groeten (16,20-24) |
2
Korinthiërs, Griekse stad, de
letter doodt,
God zij dank
Romeinen
(aan
Jood
en
Heiden) oordeelt
niet!
2 Korinthe brief | Rom. onderaan |
Opschrift en groet (1,1-2)
Dankzegging voor troost in
verdrukking (1,3-14)
Reisplan, onderpand
des Geestes (1,15-24)
niet weer in droefheid naar u toe zou komen (2,1-5)
Vergeef de
schuldige, lijden van
Paulus (2,5-13)
Aard van Paulus' prediking (2,14-17)
de gemeente = een brief van Christus (
3,1-6)
uitnemendheid
van NT boven OT
(3,7-14)
kinderen Israëls nog
onbekeerd
(3,14-18)
|
wanneer het tot den Heere zal bekeerd zijn,
zo wordt het deksel weggenomen |
ons
vat, kracht van het bedekte Evangelie (4,1-15)
|
vernieuwing van de inwendige mens (4,16-18)
verlangen
(levend) naar de
hemel (5,1-10) |
bediening der
verzoening door Christus
(5,11-21) |
|
Indien Een voor allen gestorven is, dan
zijn zij allen gestorven. En Hij is voor allen gestorven,
opdat degenen, die leven, niet meer
zichzelven zouden leven, maar Dien,
Die voor hen gestorven en opgewekt is. |
|
Zo dan, wij kennen van nu aan niemand naar het vlees; en indien
wij ook Christus naar het vlees gekend hebben,
nochtans kennen wij Hem nu niet
meer naar het vlees. |
|
Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens
Christus smeken wij: laat u
met God verzoenen. |
Zelfverloochening van
Paulus (6,1-10)
open uw harten (6,11-13)
geen (ander juk) gemeenschap
heidenen
(6,14-7,1)
Blijdschap van Paulus over de komst Titus (7,2-7)
Droefheid Gods
vs. droefheid
der wereld (7,8-16)
inzameling voor de armen in Jeruzalem (8,1-
9,8)
de overvloedige genade (9,9-15)
Paulus verdedigt zijn apostolisch gezag (10,1-11)
Paulus' oordeel over zichzelf (10,12-18)
De valse
apostelen (11,1-6)
Paulus' belangeloosheid,
arbeid en lijden (11,7-15)
Lijden van
Paulus voor het Evangelie (11,16-33)
Hemels gezicht en
de doorn in het
vlees (12,1-10)
Paulus verdedigt zich tegen
verdenking (12,11-21)
Laatste vermaningen (13,1-11)
|
Dit is de derde keer dat ik naar u toe kom.
Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt
|
groet en zegenbede (13,12-13) |
|
20.
Griekenland,
Filippi
Troas
Assus
Samos
Milete |
21.
Kos, Rhodus, Patara
Tyrus, Caesarea
Paulus in Sesarea einde 3e reis |
|
|
|
|
Jeruzalem
bij
Jacobus,
gevangen -|-
Sanhedrin |
|
23. Sadduceën en Farizeën
samenzwering
Joden en naar
Antipatris |
2 jaar |
24. in Cesarea
voorgeleidt
bij
Felix -|-
Praetorium, Sanhedrin |
|
25. verdediging bij
Festus en 26. bij
(Herodes)
Agrippa II zijn
roeping |
|
|
± 2800 km |
27. Sidon Myra
Melite Syrakuse Regium
Puteoli |
|
|
Einde
Handelingen |
2 jaar |
28.
Rome in
huurwoning dankzij giften Filippi, Christus
openbarende |
|
7 Brieven na Handelingen,
gevangen te Rome;
vervult het Woord |
|
|
Efeze, hoofdstad
Klein-Azië over
onnaspeurlijke rijkdom
Deze
Boodschap
moest overal worden verkondigd. |
Opschrift en groet aan uitverko-ren
(1,1-2)
Lofzang op Gods welbehagen in Christus (1,3-10) |
door Welke Hij
ons begenadigd
heeft in den Geliefde |
ons erfdeel,
tot lof Zijner
heerlijkheid (1,11-14)
nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden (1,13)
Christus het
Hoofd van de
gemeente (1,15-23)
genaádige zaligheid omreden:
straks en nu
(2,1-8)
in nieuwe
positie tot
goede werken (2,9-10)
heidenen
en Joden
één in
Christus (2,11-22) |
Hij heeft de wet der geboden in inzettingen te niet gedaan
opdat Hij die 2 in Zichzelven
tot
1 nieuwen mens zou scheppen
En opdat Hij die beiden met God in 1 lichaam
zou verzoenen door het kruis,
de vijandschap aan hetzelve gedood hebbende. |
de
verborgenheid:
bedeling der heiligen (3,1-13) |
dat de heidenen zijn mede-erfgenamen, en van hetzelfde lichaam, en mede-deelgenoten Zijner belofte
in Christus |
De grote (4D)
liefde van Jezus Christus (3,14-21)
wandel
waardig! uw
roeping, 3x
moedig (4,1-2)
eenheid des geloofs,
verschil in leden (4,3-16)
de
nieuwe(mens) de nieuwe
levenswandel (4,17-32)
|
|
Daarom legt af de leugen, en spreekt de waarheid,
een iegelijk met zijn naaste; want wij zijn elkanders leden.
Wordt toornig, en zondigt niet; de zon ga niet onder over
uw toornigheid; En geeft den duivel geen plaats.
Die gestolen heeft, stele niet meer
Geen vuile rede ga uit uw mond,
maar zo er enige goede rede is tot nuttige stichting,
opdat zij genade geve dien, die dezelve horen.
En bedroeft den Heiligen Geest Gods niet,
door Welken gij verzegeld zijt tot den dag der
verlossing.
Maar zijt jegens elkander
goedertieren,
barmhartig,
vergevende elkander,+
gelijkerwijs ook God
in Christus ulieden
vergeven heeft. |
wandelt als
wijzen,
wandel in
het licht (5,1-16)
de wil van de Heere
(actief zijn!) (5,17-21)
over huwelijksleven in de Gemeente
(5,22-33)
doet aan de
wapenrusting
Gods (6,1-18)
om de verborgenheid
bekend te maken (6,19-20)
opdat u het weet!
mededeling,
groet (6,21-24) |
Filippensen
in kolonie
Macedonië over wandel
waardig!
Opschrift en groet (1,1-2)
dankzegging en het gebed om kennis (1,3-11)
Vruchten van Paulus' gevangenschap (1,12-18)
ontbonden
te zijn of
blijven (1,19-24)
tot uw bevordering + blijdschap
des geloofs (1,24-26)
Vermaning tot standvastigheid (1,27-28)
't is genade: in Hem te geloven,ook
te lijden (1,29-30)
Oproep tot
eensgezindheid
en ootmoed (2,1-4)
Lofzang op de verhoogde
Christus (2,5-11)
Aansporing tot heilig leven (2,12-18)
|
|
werkt
uws zelfs
zaligheid
met vreze en beven: |
|
Want het is God, Die in u werkt beide
het willen
en het werken, naar [Zijn] welbehagen.
Doet alle dingen zonder
murmureren en
tegenspreken;
Opdat gij moogt onberispelijk en
oprecht zijn,
kinderen Gods zijnde, onstraffelijk
in het midden van een krom en verdraaid geslacht,
onder welke gij schijnt als lichten in de wereld;
Voorhoudende het woord des levens, |
zending
Timotheüs en
Epafrodïtus (2,19-30)
waarschuwing valse
leraars (3,1-3)
niet op afkomst en/of
vlees betrouwen (3,4-7)
kennis en
geloof
van
Christus (3,8-16) |
Paulus:
Zijn dood
gelijkvormig wordende;
Of ik enigszins moge komen
tot de wederopstanding der
doden. |
Niet dat ik het al gekregen heb, of alrede volmaakt ben;
maar 1 ding doe ik, vergetende, hetgeen achter is,
en strekkende mij tot hetgeen voor is,
jaag ik naar het wit, tot den prijs der
roeping Gods,
die van
boven is in Christus Jezus. |
pas op voor 'buik-evangelie'
(3,17-19)
volkomenheid
veranderd
lichaam (3,20-21)
Euodia Syntyche en Clemens
(4,1-3)
verblijdt u
want:
de Heere is nabij! (4,4-6)
de vrede Gods, zal u bewaren (4,7-9)
Paulus dankt voor de
gaven
(4,10-19)
groet en zegenbede (4,20-23) |
Kolossensen
over
Griek↔Jood
en de wil van God!
afzenders, geadresseerden, groet (1,1-2)
dankzegging voor geloof, liefde en
hoop (1,3-5)
Evangelieverkondiging door Epafras (1,6-8)
voorbede om .... (1,9-14) |
vervuld te worden met de
kennis van Zijn
wil,
in alle wijsheid en geestelijk verstand opdat: |
|
1. gij moogt wandelen waardiglijk
den Heere,
tot alle behagelijkheid,
2. in alle goede werken vrucht
dragende en
3. wassende in de kennis van God;
4. Met alle kracht bekrachtigd zijnde,
naar de sterkte Zijner heerlijkheid,
5. tot alle lijdzaamheid en lankmoedigheid,
6. met blijdschap; Dankende den Vader,
Die ons bekwaam
gemaakt heeft, om deel
te hebben in de erve der heiligen
in het licht. |
|
Die ons
getrokken heeft uit de macht der duisternis,
en overgezet heeft
in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde;
In Denwelken wij de verlossing hebben door Zijn bloed, namelijk de
vergeving der zonden; |
Christus, Eerstgeborene der schepping (1,15-17)
Christus, Hoofd van Zijn
gemeente (1,18-23)
lijden en
taak of
bedeling van
Paulus (1,24-2,3)
met Christus
gestorven +
opgewekt (2,4-15)
|
besneden
zonder handen
|
dat u
niemand oordele o.a. in sabbatten (2,16) |
maar het
lichaam is nog van Christus
(2,17) |
dwaallering, menselijke
inzettingen (2,18-23)
zoeken en dan
bedenken wat boven
is (3,1-4)
oude
nieuwe mens
vernieuwende (3,5-12)
Letterlijk: Betoon elkaar
genade! (3,13)
En doe boven dit alles
de liefde aan (3,14-17)
verhoudingen in het gezin en werk (3,18-4,1)
volhard in gebed; getuig naar buiten (4,2-6)
Zending
Tychikus en Onesimus
(4,7-9)
groet, medewerkers; zegen (4,10-18) |
Filemon uit
Kolosse, voorspraak
van zoon Onesimus
|
|
|
>
2600 km |
1
Timotheüs, ongeveinsde
Griek en gelovige
Joodse
Opschrift en groet aan Tim. te Efeze (1,1-2)
waarschuwing dwaalleer,
gezonde leer (1,3-11)
Paulus dankt voor zijn bekering (1,12-15)
Paulus als voorbeeld der gelovigen (1,16-17)
Opwekking tot de
goede strijd (1,18-20)
vermaningen tot
voorbidding / kennis (2,1-7)
Plichten van mannen en
vrouwen (2,8-15)
voorschrift van opzieners en diakenen (3,1-14)
Hoe te gedragen in de gemeente (3,15)
verborgenheid der
godszaligheid
is groot (3,16) |
Paulus hoopte naar Filemon
te gaan |
hoopte en wist
te gaan reizen D.V.?
|
De afval in de
laatste tijden (4,1-5)
oefen u tot
getrouwe ambtsvervulling (4,6-16)
ouden en weduwen en de godsvrucht (5,1-16)
over ouderlingen (5,17-25)
|
Timotheus had een maagprobleem
en veel andere klachten. |
Plichten der dienstknechten (6,1-2)
gevaar van rijkdom, godszaligheid (6,3-10)
De
strijd van het geloof (6,11-17)
Vermaningen (rijken) en
raadgevingen (6,3-21) |
|
Kreta
Nikopolis
Troas.....uiteindelijk weer
in...... Rome
|
Titus (Griek)
te Kreta, genade Gods aan
alle mensen
Afzender, aan Titus
groet (1,1)
Paulus bediening op bevel van
God (1,2-4) |
de hoop des eeuwigen levens,
welke God, beloofd heeft,
voor de tijden der eeuwen |
Aanstellen van ouderlingen (1,5-9) |
Om die oorzaak heb ik u te Kreta
gelaten |
De dwaalleraars op Kreta (1,10-16) |
paradox van Epimenides,
fabelen |
ONZE ZALIGMAKER |
gezonde leer,
Christelijke wandel (2,1-10)
|
de 'gezonde
leer' |
De Zaligmakende
genade van God (2,11-15)
Plichten jegens overheid (3,1-2)
onze afkomst en
positie (3,3)
zalig door het
bad
opdracht (3,4-11) |
Paulus naar Nikopolis
3,12 met
Tychikus |
groet en zegenbede (3,13-15) |
|
|
|
Einde Paulus |
2
Timotheüs, 1ͤ rechtszaak gehad,
afscheidsbrief
Opschrift en groet (1,1-2)
Vermaning tot
standvastigheid in het geloof
1,3-15)
door
allen verlaten, gebed voor Onesiforus (1,15-18)
Strijdt en lijden, de
dienst van Timotheüs
(2,1-12)
|
Om hetwelk ik verdrukkingen lijde tot de banden toe, als een
kwaaddoener; maar
het Woord Gods is niet gebonden |
Dit is een getrouw woord; want indien wij met Hem gestorven zijn, zo zullen wij
ook met Hem leven;
indien wij
verdragen, wij zullen ook met Hem heersen;
indien wij Hem verloochenen, Hij zal ons ook
verloochenen |
indien wij ontrouw zijn, Hij blijft
getrouw (2,13) |
|
Benaarstig u, om uzelven Gode
beproefd voor
te stellen, een arbeider, die niet beschaamd wordt,
die het Woord der waarheid recht snijdt. (2,15)
|
gedrag
tegen dwaalleraren (2,16-26)
ontaarding in de
laatste dagen, zonder kennis (3,1-9)
volger van
Paulus (3,10)
Vermaning tot getrouwheid (3,11-14)
Het nut der heilige
schriften (3,14-17)
|
2x het oordeel (4,1)
vasthouden aan de Schrift, de
'gezonde
leer' (4,2-4)
Paulus voorziet het
einde van zijn
loop
(4,5-8)
|
de tijd mijner
ontbinding
is
aanstaande
|
Persoonlijke mededelingen (4,9-18) |
Was nog in Troas, Korinthe
en Milete geweest |
groet en zegenbede (4,19-22) |
|
66 |
Joodse oorlog in Judea met
Zeloten |
|
7 Brieven van 3 apostelen en 1 broer
volgorde brieven |
Jakobus,
halfbroer (Pilaar) over
dubbel
hartigen!
Afzender,
geadresseerden, groet (1,1-1)
zegen van de geloofsbeproeving (1,2-12)
Verzoeking en de vrucht (1,13-18)
Horen en doen (1,19-27) |
|
Daarom, afgelegd hebbende alle vuiligheid
en overvloed van boosheid,
ontvangt met zachtmoedigheid het Woord,
dat in u geplant wordt,
hetwelk uw zielen kan Zaligmaker.
Zo legt dan af alle kwaadheid, alle bedrog,
en geveinsdheid, en nijdigheid,
en alle achterklappingen; |
Geen aanzien des persoons (2,1-13) |
de barmhartigheid roemt tegen
het oordeel |
het geloof vs de
werken (2,14-26)
De zonden van de tong (3,1-12)
De wijsheid van boven (3,13-18)
Gij bidt, en gij ontvangt niet (4,1-2)
vriend der wereld, vijand van God (4,3-4)
Weerstand bieden aan twist (4,5-12) |
de Rechter staat voor de deur. |
De onzekerheid van het
leven (4,13-17)
wee der onbarmhartige rijken (5,1-6)
Opwekking tot geduld (5,7-12) |
|
let op de verdraagzaamheid van Job |
kracht van het
gebed
(5,15-20) |
v.15 En het gebed des geloofs zal
den zieke behouden (lees -->) |
die een zondaar van de dwaling zijns wegs bekeert,
menigte der zonden zal bedekken |
|
1
Petrus,
apostel uit
Babylon
jaag de vrede na
Afzender,
geadresseerden groet (1,1-2) |
Maak uw roeping
vast! |
De hoop op de
zaligheid
(1,3-12)
Heiligheid
en broederliefde (1,13-22)
wedergeboren door het Woord Gods (1,23-25)
|
en het
heilige volk
(2,1-10) |
1) Leg dan af alle slechtheid, alle bedrog,
huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij.
2) En verlang vurig, als pasgeboren kinderen,
naar de zuivere
melk [van het Woord],
opdat u daardoor mag opgroeien,
tot heil,
3) indien u tenminste geproefd hebt
dat de Heere goedertieren is. |
Een voorbeeld voor de heidenen (2,11-12)
Aan alle gezag onderdanig (2,13-18)
Jezus lijden omwille
het goede (2,19-25)
Het christelijke huwelijk (3,1-7)
Opwekking tot
verdraagzaamheid (3,8-9)
Voor wie gelukkig wil zijn (3,10-12)
Rekenschap geven van de hoop (3,13-22)
Leven naar de 'wil van God' (4,1-11)
Lijdt nuchter als een
christen (4,12-19) |
13. de
openbaring
15. Doch dat niemand van u
lijde als een
|
1)
doodslager of
2) dief of
3)
kwaaddoener of
4) als één die zich met eens anders doen bemoeit |
De
roeping van de ouderlingen (5,1-4) |
Uw Vader
zorgt voor u |
Waakt!
Vermaning tot nederigheid (5,5-9)
Zegen, afzender, groeten (5,10-14) |
2
Petrus over broederlijke liefde en
laatste dagen
Afzender, geadresseerden,
groet (1,1-2)
Christelijke
roeping en verkiezing (1,3-15) |
|
Gelijk ons Zijn Goddelijke kracht alles,
wat tot het leven en de godzaligheid behoort,
geschonken heeft, door de kennis Desgenen,
Die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd; |
|
daarom moet u zich er met alle inzet op toeleggen om
aan uw geloof deugd toe te voegen,
aan de deugd kennis,
aan de kennis zelfbeheersing,
aan de zelfbeheersing volharding,
aan de volharding godsvrucht,
aan de godsvrucht broederliefde en
aan de
broederliefde liefde voor iedereen.
Want als deze dingen bij u aanwezig zijn en toenemen,
zullen ze u niet doelloos en
onvruchtbaar laten wat
de kennis van onze Heere Jezus Christus betreft. |
Het profetische woord,
dat vast en zeker is (1,16-21)
voorbeelden uit de oude
wereld (2,1-11) |
Pseudo-
profeten leraren |
Waarschuwing
tegen de dwaalleraars (2,12-22)
Spotters met de wederkomst (3,1-7)
Waardige
voorbereiding (3,8-10)
oude vergaat, nieuwe hemelen en aarde (3,11-14)
verwijst naar de
brieven van Paulus (3,15-16)
Opwekking en lofprijzing (3,17-18) |
|
68-69 |
Otho,
Vitellius en Vespasianus
keizers te Rome |
70 |
Jeruzalem
verwoest o.l.v. Titus (Matt.22:7;
Luk19:42; Efez 2:14) |
79-81 |
Titus en
Domitianus keizers te Rome |
~ 90 |
1
Johannes, over kinderen Gods en
de boze
Het Woord des levens
geopenbaard in het vlees (1,1-4)
gemeenschap met God (In het Licht wandelen) (1,5-7) |
|
Maar indien wij in het Licht wandelen,
gelijk Hij in het licht is,
zo hebben wij
gemeenschap met elkander,
en het
bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon,
reinigt ons van alle zonde |
De belijdenis der zonde (uit
God geboren) (1,8-10)
Christus, de verzoening voor "onze zonden" (2,1-2)
Het gebod der liefde, een oud en nieuw gebod (2,3-17)
geen haat!↓De
antichrist
(2,18-29)
De kinderen
Gods vs
kinderen des duivels (3,1-24)
die uit God geboren is kan niet zondigen (3,9)
Waarschuwing tegen valse profeten (4,1-6)
Opwekking tot liefde Gods voor
zijn
naaste (4,7-21)
Het geloof en zijn vruchten en overwinnen (5,1-7)
3 getuigen op aarde en 3 in de hemel (5,8-13)
|
Wie is een/de
leugenaar? |
De kracht van het gebed (5,14-19) |
|
Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is,
en heeft ons het
verstand gegeven,
dat wij de Waarachtige kennen;
en wij zijn in de Waarachtige,
namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus.
Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven. |
2 Johannes
apostel over de
antichrist, blijf in de
leer!
3 Johannes,
brief aan
Gajus; volgt het kwade
niet na |
|
Judas,
broer van Jakobus over
foute engelen |
|
|